Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

Jan van EYCK

betekenis & definitie

Vlaams schilder uit de 15de eeuw (gest. Brugge 9 Juli 1441).

Voor zijn afstamming uit de streek van Maaseik pleiten: zijn naam, de dialectvormen in zijn lijfspreuk „Als ich can” en in de nota’s op een voortekening van een portret van kardinaal Albergati, en verder de feiten, dat zijn dochter zich in een klooster te Maaseik terugtrok en dat de schilder een legaat overliet aan een instelling van deze stad. Vermits Jan van Eyck in het opschrift, dat hij liet schilderen op de luiken van Het Lam Gods, zichzelf noemde als de mindere op het gebied van kunst tegenover Huibrecht van Eyck, mag men onderstellen dat hij zijn vak geleerd heeft bij deze oudere en hem waarschijnlijk zal gevolgd zijn aan het hof van graaf Willem IV van Beieren en Holland te ’s-Gravenhage, waar hij dan medewerkte aan de versiering van het Getijdenboek van Turijn en Milaan. De rekeningen van het hof van ’s-Gravenhage bevatten de vermelding van drie betalingen aan Jan van Eyck voor schilderwerk, dat niet bepaald aangeduid wordt, van 17 Sept. 1422 - 15 Febr. 1425. Deze betalingen worden gedaan aan een artist, die aangeduid wordt onder de naam Jan de Schilder. Dat het hier wel Jan van Eyck betreft, blijkt uit het feit dat op 19 Mei 1425 Jan van Eyck in de rekeningen van de hertog van Bourgondië aangehaald wordt als de nieuwe schilder van deze laatste en dat daarbij gezegd wordt dat hij onlangs schilder was bij de hertog Jan van Beieren. Deze laatste was de opvolger van Willem IV, graaf van Holland, en stierf 5 Jan. 1425. Jan van Eyck bleef in dienst van de hertog Philips de Goede gedurende zijn verblijf te Rijsel van 1425 -1428 en verder gedurende zijn verblijf te Brugge tot het einde van zijn leven. Uit de documenten van het hof van Bourgondië blijkt dat de hertog hem in hoog aanzien hield: hij belastte hem verscheidene malen met „lange en geheime reizen” in 1426, 1427,1428, 1436. Van de reis van 1428 bestaat een uitvoerige beschrijving: zij werd ondernomen om voor de hertog de hand te verwerven van Isabella, infante van Portugal; Jan van Eyck moest twee portretten schilderen die over zee en over land naar de hertog moesten gestuurd worden. Op 23 Mrt 1428 werd Jan van Eyck feestelijk ontvangen door de schilders te Doornik. Hertog Philips bezocht zijn schilder te Brugge in 1433. Hij stond als peter bij de doop van een kind van de schilder. Hij verhoogde het pensioen van de artist tot 350 pond per jaar en toen in 1435 het rekenhof uit spaarzaamheid de betalingen schorste, schreef de hertog een brief om onmiddellijk betaling voor Jan van Eyck te eisen. Aldus genoot Jan van Eyck de bescherming van zijn hertog. Niettegenstaande dit, mocht hij voor eigen rekening te Brugge blijven werken: in 1432 ging de magistraat van de stad in zijn werkhuis een voornaam werk onderzoeken (misschien Het Lam Gods, dat in dat jaar klaar kwam); in 1435 beschilderde de kunstenaar zes beeldhouwwerken bestemd voor de gevel van het stadhuis. De schilder ontving de laatste betaling van zijn pensioen in 1441. Hij stierf op 9 Juli 1441 te Brugge, werd begraven op het kerkhof van Sint Donatianus en werd naderhand op 20 Mei 1442 in deze kerk bijgezet.Een tiental werken werden door hem zelf gewaarmerkt met zijn naam en dikwijls zijn lijfspreuk. Zij zijn, vóór 1432: Het Lam Gods door hem voltooid; Mansportret Timotheos (Londen,National Gallery, 1432); O. L. Vrouw van Ince Hall (Melbourne, National Gallery, 1433), het portret van de Man met de Tulband (Londen, Nat. Gall., 1433), het Portret van Jan Adolfini en zijn Vrouw (Londen, Nat. Gall., 1434) en O. L. Vrouw met Kanunnik van der Pale (Brugge, Gemeente museum, 1434), het Portret van Jan de Leeuw (Wenen, Kunsthist. Museum, 1436), Sint Barbara (Antwerpen, Kon. Museum, 1437), O. L. Vrouw met de Fontein (Antwerpen, Kon. Museum, 1439) en Portret van de Vrouw van de Schilder (Brugge, Museum, 1439). Door vergelijking kan men hem een aantal andere werken met zekerheid toeschrijven. Daaronder zijn de voornaamste: de portretten van Kardinaal Albergati, Wenen, van Baldwijn van Lannoy, Berlijn, van De Man met de Anjelier, Berlijn; Onze Lieve Vrouw met de Kanselier Rolin in het Louvre. De gewaarmerkte werken zijn van de korte tijdspanne 1432-1439. Het gaat niet op daarin een ontwikkelingsgang van de stijl vast te stellen. Maar de stijleigenaardigheden kan men er duidelijk in merken en in andere schilderijen weervinden.

Jan van Eyck heeft blijkbaar Huibrecht in veel opzichten gevolgd. Hij was geen werkelijke schepper als Huibrecht van Eyck, maar een scherp waarnemer en een meer objectieve uitvoerder. Vooral in het portret heeft hij zijn gaven ontwikkeld. Met hem maakt het portret grote vooruitgang: de personen worden niet langer in profiel gezien; Jan van Eyck bouwt een gelaat op, niet met lijnen, maar met kleurschakeringen. Hij stelt het model 3/4 voor, laat het licht vallen op de zijde waarheen het gelaat is gekeerd, zodat de voornaamste elementen goed uitkomen en de rest beter kan gemodeleerd worden. Zijn opmerkingsgave is buitengewoon scherp, maar nog scherper is zijn uitvoering, zodat het karakter sterk naar voren komt.

PROF. DR LEO VAN PUYVELDE

Lit.: De voornaamste historische documenten zijn te vinden in: W. H. J. Weale, Hubert and John v. E. (London 1908). Een bibliographie tot 1906 in Buil. Mij. v. Geschied, en Oudheidk., Gent, XIV, 1906, p. 313. Verder: P. Durrieu, Les Débuts des van Eyck, Gazette des Beaux-Arts (1903); E. Durand Gréville, H. et J. v. E. (Bruxelles 1910); M. J. Friedländer, Altn. Malerei, I, 1924, p. 22, vol. XIV, 1937, 74; Hermann Beenken, H. u. J. v. E. (München 1941); Alex. Ziloty, La Découverte de Jean v. E. et l’évolution du procédé de la peinture à l’huile du Moyen-Age à nos jours (Paris 1947).

< >