Frans geleerde (Gaen 8 Febr. 1630 - Parijs 26 Jan. 1721), maakte met zijn leermeester, de Jezuïet Bochart, in 1652 een reis naar het hof van Christina van Zweden, werd leermeester van de dauphin, naast Bossuet, en bewerkte met hem voor zijn leerling verschillende uitgaven van oude schrijvers „in usum Delphini”. In 1676 werd hij tot priester gewijd, in 1685 werd hij bisschop van Soissons, daarna van Avranches, gaf dit ambt in 1699 op en werd abt van Fontenay bij Caen.
Huet is het type van de 17de-eeuwse boekengeleerde, vooral gericht op de Oudheid, met een grote kennis van Latijn en Grieks, zo ongeveer als Heinsius in Nederland. Hij had zich ten doel gesteld, te bewijzen, dat heel de heidense leer, van de Egyptenaren tot de Romeinen, haar oorsprong vindt in de boeken van Mozes. Maar zijn boek Demonstratio..., later gevolgd door de Questiones dat zeer veel succes had, werd ook een wapen in de handen van de Libertijnen.
Als theoreticus van de literatuur is hij bekend geworden door zijn De l’origine des romans. Hij betoogt daarin o.a. dat door de invloed van de vrouw in Frankrijk de letterkunde er zo verfijnd is, maar dat daardoor ook de studie van de klassieke letteren is verwaarloosd. Hij gaf ook de regels voor het genre roman, die lang gebleven zijn.
DR G. G. ELLERBROEK
Bibl. : De interpretatione libri duo (1661); De l’origine des romans (1670, voorafgaand aan de roman Zayde van Mme de Lafayette; herdr. in de Amsterd. diss. van A. Kok, P. D. Huet, Traité de l’origine des romans (1942)); Censura philosophica cartesiana ( 1691, waarop een weerlegging van Régis) ; Mémoires pour servir à l’histoire du cartésianisme (1692) ; Nouveaux mémoires etc. (1693, 3de dr. 1711) ; Traité phil. de la faiblesse de l’esprit humain (1722) ; Demonstratio evangelica (1672); Questiones alnetanae de concordia rationis et fidei (1690) ; Origines de Caen (1702, 1706) ; Lettres inédites, p.p. A. Gasté (Caen 1901); Huetiana, door d’Olivet (1722) ; Commentarius de rebus ad eum pertinentibus (Amsterdam 1713, autobiogr., Franse vert. Paris 1853); Carmina latina et graeca (Utrecht 1664) ; Histoire du commerce et de la navigation des anciens (1716, herdr. 1763).
Lit.: Du Gournay, H., évêque d’Avranches, sa vie et ses ouvrages (Caen 1855); H. Moulin, Chapelain, H., Ménage et l’Acad. de Caen, in Mém. de l’Ac. de Caen (1882) ; G. Lavalley, Les poésies françaises de D. H. (ca 1880); Mark Pattison, in: Essays, dl I (1889), blz. 244-306; G. de Cour ten, Essai sur H., in: Rev. cath. d’hist. d’arch. etdelitt. de Norm. (1924) ; H. Dupront, P. D.
H. et l’exégèse comparatiste du 17e siècle ( 1930) ; L. T o 1 m e r, P. D. H., son véritable caractère d’après sa correspondance, in: Normannia, 1935.