Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Paulus van HEMERT

betekenis & definitie

Nederlands theoloog en wijsgeer (Amsterdam 27 Nov. 1756 - ’s-Gravenhage 10 Febr. 1825), Ned. Herv. predikant te Wijk bij Duurstede (1781), legde zijn ambt wegens bezwaren tegen de leer neer (1785).

Hij werd in 1790 hoogleraar in letteren en wijsbegeerte aan het Remonstrants Seminarium te Amsterdam. Tijdens dit professoraat, dat tot 1796 duurde, en eveneens daarna, o.a. als redacteur van de tijdschriften Magazijn voor de critische wijsgeerte (1799-1803) en het meer populaire Lectuur bij het ontbijt en de theetafel (1804-1808), verdedigde hij de leer van Imm. Kant*, wiens eerste overtuigde aanhanger in Nederland hij was. Om Van Hemert vormde zich een groep Kantianen, welke echter levendige bestrijding ondervond o.a. van de zijde van W. Bilderdijk. Tijdens een verblijf van enkele jaren op zijn landgoed bij Emmerik heeft Van Hemert een werk over Kant voltooid. Hierna vestigde hij zich eerst te Amsterdam en later te Den Haag, waar hij zich van 1818 af als secretaris aan de Maatschappij van Weldadigheid gewijd heeft.j. j. POORTMAN

Bibl.: De rede en haar gezag in den godsdienst (1784); Beginzels der Kantiaansche wijsgeerte (4 dln, 1796-1798); Het bestaan van beginselen eener belanglooze goedwilligheid in het menschelijk hart (1798; Duits: 1799); Over het verhevene (1804); Epistola ad D. Wyttenbach (1809).

Lit.: J. Kinker, Brieven over het natuurregt aan den heer P. van H. (1823); H. Y. Groenewegen, P. van H. als godgeleerde en als wijsgeer (1889); Idem, Der erste Kampf um Kant in Holland (Kantstudien 1924); Idem, Kant in Nederland (in: Kant’s beteekenis voor de wijsbegeerte, 1924); Biogr. Woordenb. van Prot. Godgeleerden, III.

< >