Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Paulus BUYS

betekenis & definitie

Nederlands staatsman (Amersfoort 1531 - IJselstein 4 Mei 1594), de zoon van een welgesteld molenaar, vestigde zich eerst als advocaat te ’s-Gravenhage en werd in 1561 benoemd tot pensionaris van Leiden. Als zodanig ging hij in 1566 naar Brussel om bij de Landvoogdes de overkomst van de koning te bepleiten en naar Amsterdam om met de prins over de onderdrukking der woelingen te spreken; hij bleek daarbij even gematigd als Oranje.

Een onbevestigd bericht zegt, dat Buys, toen hij in 156g van de Staten Generaal (waar over de Tiende penning werd verhandeld) uit Brussel terugkeerde, zich heimelijk naar Arnstadt begaf, om de prins van de staat van zaken te onderrichten; in de daaropvolgende jaren was hij de leider dergenen, die in Holland de aanval van de prins voorbereidden; met Van Swieten bereidde hij de overgang van Leiden voor in 1572. Deze stad vertegenwoordigde hij op de vergadering der oproerige steden te Dordrecht (Juli 1572) en kort daarna werd hij benoemd tot landsadvocaat van het nieuwe bestuur in Holland, welk ambt hij bij afwezigheid van Van den Eynde reeds had waargenomen. Toen een jaar daarna een Raad nevens Z. Exc. werd aangesteld voor zaken van staat en oorlog, werd Buys één der negen leden.

In 1575 werd hij afgevaardigd naar de vredesonderhandelingen te Breda, voorts met Philips van Marnix en François Maelson naar Engeland gezonden om koningin Elizabeth, onder nader te bepalen voorwaarden, de beschermheerschappij over Holland en Zeeland aan te bieden. In het volgend jaar nam hij deel aan de vredesonderhandelingen te Gent en in 1577 werd hij vanwege de Staten Generaal naar de prins gezonden, om diens raad in te winnen over de overeenkomst met Don Juan, waartegen de Staten van Holland en Zeeland in verzet kwamen. Ook werd hij in dat jaar door de prins afgevaardigd naar de Staten van Utrecht, waarbij hij met zoveel beleid werkzaam was, dat het Sticht de zijde van de prins koos. Vervolgens nam hij deel aan het sluiten der Unie van Utrecht, tekende er de acte van en werd lid zowel van de Raad nevens Jan van Nassau als van die der Nadere Unie; alleen in de laatste speelde hij een rol.

In 1582 en volgende jaren was hij met Rutger van den Boetzelaer en François Maelson werkzaam, om de grafelijkheid van Holland en Zeeland te doen opdragen aan prins Willem. Na de dood van deze, toen Holland onderhandelingen met Frankrijk zocht aan te knopen, legde Buys zijn betrekking neder, want hij was steeds een voorstander van aansluiting bij Engeland en niet bij de Franse koning. Na de weigering van de laatste werd hij dan ook namens Utrecht naar Engeland gezonden met het oog op het verkrijgen van hulp tegen Spanje, welke zending succes had: 20 Aug. 1585 sloot Elizabeth het bekende verdrag van Westminster met de Nederlanden. In het daarop volgende jaar benoemde Leicester hem in de Raad van State en wilde hem tevens de betrekking opdragen van commies der Kamer van Financiën, waarvan Reingout thesaurier was, hetgeen Buys echter op een hooghartige manier weigerde.

Bovendien keurde Buys het verbod van handel op de vijand, door Leicester uitgevaardigd, absoluut af en begon de Hollandse regenten te waarschuwen voor het gevaarlijke samengaan van de landvoogd met de strenge Calvinisten en hun volkspartij in Utrecht. Daarom werd hij met medeweten van Leicester door de Utrechtse burgerhoplui gevangen genomen (19 Juli 1586) als een der voornaamste voorstanders der aristocratie. Eerst 24 Jan. 1587 konden de Staten (tijdens Leicester’s verblijf in Engeland) zijn vrijlating verkrijgen, tegen zware borgtocht. Buys heeft ook daarna nog zijn curatorschap van de Leidse Hogeschool (sinds 1581) waargenomen, maar niet tot genoegen van de universiteit, noch van de burgemeesters in Leiden.

In het algemeen was zijn karakter niet aangenaam en maakte hij zich nogal eens vijanden door zijn eigenmachtig handelen en zijn geïntrigeer. Hij heeft echter de belangen van het land behartigd en steeds met gematigdheid en volgens zijn overtuiging de prins in de Opstand bijgestaan, maar kan niet geheel van eerzucht en opportunisme worden vrijgepleit. In geloof was hij zo vrijzinnig Protestants, dat hij zelfs wel van Katholiekgezindheid is beschuldigd. Hij verzamelde een flink vermogen en leefde weelderig.

DR H. A. ENNO VAN GELDER

Lit.: W. v. Everdingen, Het leven van Mr P. B. (Leiden 1895); L. J.

Rogier, P. B. en Leicester (inaug. rede Nijmegen 1948).

< >