Frans roman- en toneelschrijver (Digne 27 Febr. 1884). Zijn verhalenboek, dat hij na Wereldoorlog I schreef, Le Cabaret (1919: definitieve versie 1932), is zeer bekend.
In Une âme et pas de violon (1930) beschrijft hij het leven van den ongelukkigen dichter Tristan Corbière. Voor andere novellistische werken zocht hij dikwijls inspiratie in de Franse en Spaanse middeleeuwen. Hij vertaalde Calderón’s La vida es sueño (1923). Hij is een der meest dichterlijke onder de moderne Franse prozaïsten.Bibl.: Verzen: L’allée des mortes (1906) ; Stances, sonnets, chansons et rondeaux de Voiture (bloemlezing; 1907); Au grand vent (1909). Toneelstuk: La mort de Pan (1909). Romans: Didier Flaboche (1912); La Belle et la Bête (1913); Abisag ou l’Eglise transportée par la foi (1918); Indice 33 (1920; een van zijn beste romans); Ecoute s’il pleut (1923) ; Le règne du bonheur (1924); Le Chiffre (1926). Novellen en legenden: La légende du roi Arthur (1921); Romancero moresque (1921) ; La légende du Cid Campéador (1922); Huon de Bordeaux (1922); Petite-Lumière et l’Ourse (1923); Suite variée (1925); Cinéma (1930); Merlin l’Enchanteur (1931); Ki-Pro-Ko (1935); Le rossignol napolitain (1937); A l’autre bout de l’arc-en-ciel (1939); Paris-sur-Seine, Féerie des 20 arrondissements (1939); La nuit de Saint-Avertin (1942); Rhône, mon fleuve... (1944); Journal d’exil (1944); Rêveries d’un policier amateur (1945).