Remonstrants predikant (Leiden 31 Jan. 1588-Haarlem begr. 27 Oct. 1667), studeerde te Leiden en werd 1611 predikant te Jaarsveld. In 1619 zette de Prov.
Synode van Leiden hem af, omdat hij de Dordtse Canones en de Acte van Stilstand weigerde te ondertekenen. De Fijne week niet uit, maar preekte, onder allerlei vermommingen rondreizende, in talloze gemeenten in alle delen van het land. Te Warmond trachtte hij tevergeefs de Collegianten tot aansluiting bij de Remonstranten te bewegen. In 1633 werd hij predikant bij de Remonstrantse gemeente te Haarlem, waar hem geen moeilijkheden in de weg werden gelegd en waar hij tot zijn dood, op hoogbejaarde leeftijd, werkzaam bleef.
Tal van vlugschriften ter verdediging van de Remonstranten tegen allerlei onbillijke beoordeling en bejegening gaf hij in het licht, welke zich onderscheiden door kernachtige taal en geestige titels (o.a. Een trouwhertighe vermaninghe aen alle lidtmaten der Gemeente Jesu Christi, 1620; Den ouden Leytsche Patroon ofte derden Octobers Bancket, 1633; Put-haeck om alle Menisten uyt dien put van hare doolinghe... te trecken, 1643; Amsterdamsch Nieuwe-jaer of gelukwensching, 1651).DR W. F. DANKBAAR
Lit.: J. v. Vloten, P. de F. (’s-Hertogenbosch 1853); L. Knappert, Gesch. der Ned. Herv.
Kerk gedurende de 16de en 17de eeuw (1911), blz. 140/142; Biogr. woordenb. v. Prot. Godgel. in Ned., III, blz. 147-154, alwaar overige lit.
