Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

COLLEGIANTEN

betekenis & definitie

zijn in het Nederlands de deelnemers aan colleges in de zin van kerkelijke (catechisaties) en, nog meer, buitenkerkelijke godsdienstige bijeenkomsten, in het bijzonder de Rijnsburger Collegianten sedert het begin der 17de eeuw. De Rijnsburger, eerst Warmonder, bijeenkomsten zijn gesticht door de gebroeders Van der Codde; spreken kon daar een ieder, die zich geroepen gevoelde.

Te Rijnsburg kwam het centrum, waar men uit het gehele land, nadat de colleges zich ver uitgebreid hadden, geregeld samenkwam, Avondmaal vierde, en de Doop door onderdompeling bediende. De Rijnsburger Collegianten waren ondogmatisch, stonden vrijheid van denken voor en beoefenden Christelijke vroomheid en practische liefde: door collegianten is bijv. het weeshuis d’Oranjeappel te Amsterdam gesticht, waar o.a. Aagje Deken is opgevoed. Tot de collegianten hebben o.m. behoord Joh.

Geesteranus, Camphuysen, Joachim Oudaen, Adam Boreel, Coenraad van Beuningen, Galenus Abrahamsz. de Haan. De collegiantenbeweging ging haar einde omstreeks 1787 tegemoet, de laatste doop had plaats in 1801, de verkoop van het Grote en het Kleine Huis in 1828.PROF. DR J. N. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK

Lit.: J. G. van Slee, De Rijnsburger Collegianten (1895); C. B. Hylkema, Reformateurs (1907); L.

Knappert, Gesch. der Ned. Herv. Kerk in de 16de en 17de eeuw (1911) 146-149; J. Lindeboom, Stiefkinderen van het Christendom (1929), 340-342.

< >