of Vlinderbloemigen is de naam van een familie uit de orde der Peulgewassen of Leguminosen. Zij omvat, over bijna de gehele wereld voorkomend, ca 7000 soorten, kruiden of houtgewassen, meest met samengestelde bladeren met steunblaadjes en trossen 2-zijdig symmetrische bloemen met een blijvende vergroeidbladige kelk, 5 elkaar van boven naar beneden omvattende kroonbladen, te onderscheiden in een grote naar achteren gekeerde vlag (vexillum), 2 zwaarden (alae) en een uit 2 aaneengegroeide blaadjes gevormde kiel (carina), 10, op de achterste na of alle samengegroeide meeldraden en een bovenstandig 1-bladig en tot een peul rijpend vruchtbeginsel. De zaden bevatten geen kiemwit, slechts een gekromde kiem met dikke, aan eiwit rijke zaadlobben, die bij de kieming meest, vergroenend, boven de grond komen.
De familie is een van de belangrijkste voor de mens, o.a. door de vele soorten met eetbare zaden (erwten, bonen, pinda’s), voedergewassen (esparcette, klavers, lupine, luzerne, serradelle, wikke) en in de geneeskunde en techniek bruikbare planten. Vele bevatten scherpe, bittere, purgerende en brakingwekkende stoffen, zo soorten van Coronilla, Spartium, Genista en Cytisus en Anagyris foetica L., de zgn. Stinkstruik van Zuid-Europa, andere leveren bruikbaar hout, de tot 13 m hoge Brya Ebenus Dec. van de Antillen, bijv. het harde, donkerbruine, door de meubelmakers zeer gezochte Amerikaanse ebbenhout. Van grote betekenis is verder het stikstofbindend vermogen der bacteriënknolletjes aan de wortels en ook leverde de familie een groot aantal sierplanten op. In de fossiele flora, vooral in de middelste en jongere lagen van het Tertiair, is zij met bladeren, vruchten en zaden van geslachten als Cytisus, Glycyrrhiza, Phascolites al goed vertegenwoordigd.PROF. DR. TH. J. STOMPS