zijn min of meer bloemkoolvormige gezwellen, waarvan de wratten* op de huid een bekend voorbeeld zijn. Zij kunnen verder uitgaan van slijmvliezen, bijv. in de mond, het strottenhoofd, de stembanden, de darm, het nierbekken, de urineblaas en elders.
Het zijn woekeringen van bindweefsel en het bedekkend epitheel. Soms ontstaan zij onder invloed van een ontstekingsprikkel, bijv. de condylomen*. De bezwaren, die deze gezwellen veroorzaken, zijn soms van mechanische aard (heesheid bij papillomen op de stembanden), soms bloedingen (bijv. bij blaaspapillomen). Papillomen kunnen goedaardig zijn, doch ook maligne ontaarden (z gezwel). In de regel zal men papillomen dan ook verwijderen en zo nodig microscopisch onderzoeken om eventuele kwaadaardigheid te kunnen vaststellen.