of Paulus Jovius, Italiaans humanist en geschiedschrijver (Como 19 Apr. 1483 Florence 10 Dec. 1552), was leerling van Pomponazzi en bracht zijn jonge jaren te Rome aan het hof van paus Leo X door, waar hij het vak van geneesheer uitoefende en druk deelnam aan het leven van vermaak dat destijds de Eeuwige Stad kenmerkte. Ook Clemens VII begunstigde hem en maakte hem in 1528 bisschop van Nocera, maar onder Paulus III achtte Giovio zich veronachtzaamd, hield zich ver van de Curie en verbleef meestal in de geraffineerd ingerichte villa, die hij aan het meer van Como bezat en waar hij een prachtige kunstverzameling had aangelegd.
Deze portretgalerij belichtte hij zelf in zijn Elogia virorum bellica artute et litteris illustrium (1548). Ook van de Gonzaga’s en de Medici genoot hij de profijtelijke gunst, en het was ook aan het hof van Cosimo de’Medici te Florence, dat hij stierf. Zijn zedelijke wandel en zijn rechtzinnigheid zijn altijd sterk aangevochten.Giovio heeft zich vooral grote naam verworven — en in zijn dagen rumoer verwekt — met zijn Historiae sui temporis libri XLV, gelijk zijn meeste andere werken in het Latijn geschreven: zij strekken zich uit van 1494-1547 met twee grote lacunes, waarin zijn afzonderlijke Vitae van Alfonsus I van Este, paus Hadrianus VI, de markies van Pescara enz. voorzien. De Historiae zijn niet bepaald een werk van sterke en compacte factuur maar bieden zeer dikwijls een levendige en kleurige uiteenzetting der feiten, die Giovio bij massa’s rechtstreeks uit gezaghebbende bronnen verkreeg. Geldzuchtig, wilde hij evenwel dat de door zijn pen verleende onsterfelijkheid hem flink wat inbracht; vandaar dat hij niet schroomde nu en dan de waarheid op zijn wijze te kleuren, hoewel hij niet zó onbeschaamd koopbaar is geweest als men hem soms heeft voorgesteld. Men heeft van Giovio ook een uitstekende verzameling brieven.
MR H. VAN DEN BERGH
Bibl.: Editio princeps van de Historiae, in 2 dln (Florentiae 550-’52, Ned. vert. d. J. Heyns: De historiën van Paulus Jovius, Amsterdam 1604); Ital. geschriften: Commentari delle cose de’ Turchi (Venezia 1531, Lat. uitg.: Turcicarum rerum commenttarius, Argentorati 1537); Dialogo dell’ imprese (Vinegia 1557, herdr. als: Ragionamenti sopra i motti e disegni d’armi e d’amore, Vinetia 1560, herdr. Milano 1863 — een geestige bijdrage tot de heraldische wetenschap); Lettere volgari, uitg.
Domenichi (Firenze 1553).
Lit.: L. Rovelli, L’ opera storica e artistica di P. G. II Museo dei ritratti (Como 1928).
Vgl.B. Croce in: Critica, XXVII (1929).