Duits dierkundige (Frankfort a.d.M. 3 Mei 1848 -Heidelberg 2 Febr. 1920), studeerde te Karlsruhe en Heidelberg en was sedert 1878 in laatstgenoemde plaats hoogleraar in de zoölogie. Hij hield zich vnl. bezig met de ontwikkelingsgeschiedenis van de ongewervelde dieren en legde de grondslag voor onze kennis der cel- en kerndeling en van de structuur van het protoplasma.
Hij hield de bevruchtings- en copulatieverschijnselen voor een verjonging der cellen, vooral van de kern.Bibl.: Protozoen (dl I van de 2de druk van Bronns Klassen und Ordnungen des Tierreichs, Leipzig 1880-1889); Untersuchungen über mikroskopische Schaume und das Protoplasma (1892); Mechanismus und Vitalismus (1901); Untersuchungen über Amylose (1903); Organische Kalkgebilde (1908); Vorlesungen über Vergleichende Anatomie (1910, seq., de uitgave werd na zijn dood voortgezet).