of Orkadische eilanden, Britse eilandengroep, tussen de Noordzee en de Atlantische Oceaan, aan het noordelijk uiteinde van Schotland, wordt door de Pentland Firth (io km breed) van de vaste wal gescheiden. De 67 eilanden hebben een gezamenlijke oppervlakte van 973 km2; de 28 bewoonde tellen ca 20 000 inw. (in 1911 nog 25 850); de overige, holmen genaamd, zijn tijdelijke verblijfplaatsen voor jagers en vissers.
Verder is er een aantal naakte rotsen (scheren), die bij hoge vloed onderlopen. Het hoogste eiland (474 m) is Hoy. De zee-engten zijn voor schepen gevaarlijk, vooral de 2 maalstromen bij het kleine eiland Swinay. Het klimaat is zacht, door de Golfstroom. Februari, de koudste maand van het jaar, heeft een gemiddelde temperatuur van 3,4 gr. C., Juli, de warmste, van bijna 13 gr.
C. Jaarlijks valt er 930 mm regen. Een groot gedeelte der oppervlakte bestaat uit moerassen en veengronden; 38 pct wordt door bouwland, ca 7 pct door weiland ingenomen; ca 55 pct van de oppervlakte bestaat uit woeste gronden (rough grazings). Verder heeft men er veel vogels; de eieren dienen de inwoners tot voedsel; de veren vormen een belangrijk handelsartikel. Een hoofdmiddel van bestaan is de visserij; verder is er zeewierbranderij (kelp, voor de jodium).De belangrijkste eilanden zijn Pomona of Mainland, tegenwoordig ook Orkney geheten, South Ronaldsay, Sanday, Westray, Hoy, Rousay en Shapinsay. De Orkneys vormen met de Shetlandeilanden een graafschap (1948: 22 070 inw.), met Kirkwall op Pomona als hoofdstad. Op deze eilanden vindt men een aantal overblijfselen uit de Oudheid.
De Orkaden, vroeger Orcades geheten, werden aanvankelijk door Pikten bewoond. In de 6de eeuw werd er het Christendom door Ierse zendelingen gepredikt. Tegen het einde der 9de eeuw veroverde de Noorse koning Harald Schoonhaar de Orkneys en de Hebriden en gaf ze in leen aan het geslacht van de jarl Rognwald van More. Uit zijn geslacht sproten de oude graven van Orkney. Nadat dit geslacht was uitgestorven, viel het graafschap eerst ten deel aan de graven van Angus en daarna aan het geslacht Strathearne, met het voorgaande geslacht vermaagschapt, en in 1^79 door huwelijk aan de Sinclairs. Later aanvaardden de koningen van Noorwegen de opperheerschappij.
In 1468 verpandde Christiaan II, koning van Denemarken, Zweden en Noorwegen, de opperheerschappij van de Orkneys en Shetland-eilanden aan zijn schoonzoon Jacobus III, koning van Schotland, en in 1470 verruilde de laatste graaf, William Sinclair, zijn rechten op die eilanden tegen goederen in Schotland. De titel Graaf van Orkney voert sedert 1820 de familie Fitzmaurice. Tot in de 18de eeuw werd er nog een Noors dialect, Norn genoemd, gesproken.
Lit.: Hugh Marwick, Orkney (1951).