Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

OORLOGSSCHIP

betekenis & definitie

vaartuig, ingericht of gebruikt voor de krijg ter zee en behorende tot de oorlogsmarine van een souvereine staat. Volgens het Kon.

Besluit van 19 Nov. 1934 (Stbl. 593) wordt onder een Nederlands oorlogsschip elk vaartuig verstaan, dat behoort aan of in dienst is van het Rijk, dat onder bevel staat van een tot de Koninklijke Marine behorende gezaghebber, en waarvan de bemanning is onderworpen aan de krijgstucht. Zulk een vaartuig onderscheidt zich van andere, onder Nederlandse vlag varende schepen, doordat het een wimpel, een commandovlag of een standaard in de top van een zijner masten voert. Internationaal-rechtelijk worden gelijke voorwaarden gesteld, terwijl van de commandant nog speciaal wordt gevorderd, dat hij behoorlijk is voorzien van een aanstelling der bevoegde overheid, en dat zijn naam voorkomt op de lijst der officieren van de oorlogsmarine. Een gewapend landsvaartuig dus, onder bevel van een officier der land- of luchtmacht gesteld, of anderszins, is geen oorlogsschip.Uit krijgskundig oogpunt is een oorlogsvaartuig het werktuig, waarmede een staat door kracht van geweld zijn belangen op en over zee pleegt te beschermen. Reeds in oude tijden was dit een gecompliceerde opgave, die niet of bezwaarlijk door één soort vaartuig kon worden verricht, en de ontwikkeling der techniek heeft tot een steeds verder gaande specialisatie in scheepstypen geleid (z verder marine). Indeling en bemanning van deze zijn op zeer verschillende overwegingen gebaseerd, zoals de bijzondere taak van het schip (bijv. mijnenlegger), de soort bewapening (kanonneerboot), de aard der voortstuwing (schroefstoomschip) , de vorm van passieve bescherming (pantserschip) enz. Deze inconsequentie leidde vaak tot verwarring; zo stonden de Nederlandse kruisers van het type „Holland” (einde 19de eeuw) te boek als „pantserdekschepen”, ter onderscheiding van de pantserschepen, die niet anders waren dan kleine slagschepen. De lichte kruisers van de „Tromp”-klasse daarentegen werden aanvankelijk als flottieljeleiders betiteld. Tijdens Wereldoorlog II ontstond in Engeland de gewoonte om verschillende soorten escortevaartuigen te benoemen naar vroeger bekende scheepstypen, als fregatten en korvetten, die destijds hun naam te danken hadden aan het soort zeiltuig, dat zij voerden.

De torpedoboot, sinds enige tijd verdwenen, is enerzijds herleefd in de motortorpedoboot (nadruk op de voortstuwing) en anderzijds in de torpedobootjager, die zijn naam nog steeds ontleent aan een nu verloren gegane functie. Een andere torpedoboot, de onderzeeboot, heet uitsluitend naar haar eigenschap om zich onzichtbaar te maken; voert zij echter mijnen mee in plaats van torpedo’s, dan wijzigt zich de naam in onderzeeboot-mijnenlegger.

Scheepsbouwkundig gesproken vormt het oorlogsschip een vernuftig compromis tussen vier fundamentele eisen, die te zamen zijn gevechtskracht, d.i. zijn nuttig effect, bepalen, nl. een zo groot mogelijke bewapening, snelheid, vaarbereik en incasseringsvermogen. Het is dan ook naar geheel andere richtlijnen geconstrueerd dan het handelsvaartuig. Ter vergelijking diene, dat een vrachtschip 40 pct van zijn waterverplaatsing nodig heeft voor romp en machines te zamen, tegen een torpedojager 60 pct (elk 30 pct), en een slagschip 70 pct (romp 55 pct, pantser inbegrepen, en machine 15 pct). Hoe zwaarder het oorlogsschip uitvalt, hoe zichtbaarder, kwetsbaarder, minder handelbaar en duurder in gebruik het zal worden. Concentratie van een maximum aan deze gevechtskracht in een zo klein mogelijke eenheid vormt dan ook zijn voornaamste karakteristiek. Om niettemin ruimte en draagvermogen te vinden voor de talrijke installaties, bemanning en verbruiksvoorraden, moet het zo licht en voordelig mogelijk worden gebouwd, met het gevolg, dat het met veel meer zorg wordt ontworpen en berekend dan andere schepen en dat er veel hoogwaardige materialen in worden verwerkt, zoals staal van hoge vastheid, pantser, aluminiumlegeringen e.d.

Bijzondere aandacht wordt besteed aan een machine-installatie van geringe omvang en gewicht, die voor korte tijd een zeer groot vermogen kan ontwikkelen en daarnaast ook een matige en voordelige vol te houden vaart. Gebruik van hoge stoomdrukken of snel draaiende motoren is typerend. Voor opsporing, waarschuwing, vuurleiding en communicatie (in- en uitwendig) worden uitgebreide inrichtingen aangelegd; bereik en mogelijkheden van radar en asdic, aantal radiokanalen, het net van telefonen, omroepinstallatie, electrische seintoestellen, spreekbuizen enz. overtreffen ver hetgeen op handelsschepen gebruikelijk is. De noodzaak om over een ruime reserve-apparatuur te beschikken, wanneer in het gevecht vitale organen uit mochten vallen, speelt daarbij een voorname rol. Dit verklaart ook de omvang van lens- en brandblusinstallaties, van de speciale reddings- en herstellingsmiddelen, alsmede van de organisatie, die met behulp van geoefend personeel de stabiliteit van het schip (bij treffen onder water) weet te handhaven.

Door dit streven naar volmaaktheid is de vervaardiging van oorlogsschepen een uitermate kostbare geschiedenis. Aan de andere kant levert ze ook in Nederland een zeer grote stimulans voor intensieve studie en proefnemingen op schier ieder technisch gebied. Metallurgie, scheeps- en machinebouw, electrotechniek enz. worden tot steeds hogere prestaties gedwongen en de aldus bereikte kennis en vaardigheid leveren grote voordelen op voor andere projecten. Zolang oorlogsvloten niet kunnen worden gemist, zou daarom de afschaffing van een eigen oorlogsscheepsbouw voor het peil van Nederlands industrieel kunnen een ware ramp betekenen.

SCHOUT-BIJ-NACHT JHR H. A. VAN FOREEST

IR R. F. SCHELTEMA DE HEERE.

< >