betekent dat een strafbaar feit wordt ontdekt, terwijl het wordt begaan of terstond nadat het begaan is. Het geval van ontdekking op heterdaad wordt niet langer aanwezig geacht dan kort na het feit dier ontdekking, zegt art. 128 W.v.Stv.
In het strafproces is het van groot belang of het geval van heterdaad aanwezig is, in verband met de bevoegdheid om dwangmaatregelen tegen de verdachte te nemen. Zo heeft onder meer de „heterdaad” betekenis voor het aanhouden (art. 53 W. v. Stv.), de inbeslagneming (artt. 96 v.v. W.v.Stv.), het betreden van bepaalde plaatsen (artt. 123, 151, 156 W.v.Stv.), het onderzoek aan het lichaam (art. 195 W.v.Stv.). Verder is bij heterdaad het direct aanhangig maken van de zaak mogelijk (art. 385 W.v.Stv.), evenals onder bepaalde omstandigheden het rechterlijke bevel tot handhaving van de openbare orde (artt. 540 v.v. W.v.Stv.). z verder strafproces.Lit.: J. M. van Bemmelen, Strafvordering. Leerb. v. het Ned. Strafprocesrecht. 4de dr. (’s-Gravenhage 1950), blz. 184 v.v.
Het BELGISCH W.v.Stv. beschouwt als op heterdaad ontdekt, het misdrijf waargenomen op het ogenblik dat het gepleegd wordt, of dadelijk nadat het gepleegd werd; daarmede wordt echter gelijkgesteld het geval, dat de verdachte door het openbaar gerucht wordt vervolgd, en het geval, dat de verdachte in het bezit bevonden wordt van zaken, die doen vermoeden dat hij dader of medeplichtige is, mits dit korte tijd na het misdrijf geschiedt (art. 41). Bij ontdekking op heterdaad wordt de bevoegdheid van de procureur des konings (of van zijn substituten) veel uitgebreider dan in de gewone gevallen (zie de artt. 40, 36, 37, 46).
Elk persoon is verplicht de verdachte aan te houden die op heterdaad wordt betrapt en hem voor de procureur des konings te geleiden, zonder dat een bevel tot medebrenging wordt vereist (art. 106).