zijn die hogere planten, die een nadelige invloed uitoefenen op de ontwikkeling der cultuurgewassen. Zij verminderen zowel de opbrengst aan stro als aan zaad en eveneens de kwaliteit van het laatste.
De schade is des te groter naarmate de cultuurplanten zich langzamer ontwikkelen en de onkruiden zelf krachtiger groeien. Hoe dichter de cultuurplanten staan, des te minder last zij van onkruiden hebben. De schadelijke werking van onkruiden is o.a. een gevolg van de omstandigheid, dat zij voedsel aan de grond onttrekken en deze sterker doen uitdrogen. Enkele onkruiden parasiteren op de cultuurplanten, zoals Cuscuta of warkruid op klaver; andere dragen bij tot de ontwikkeling en de verspreiding van schadelijke soorten. De melde kan bijdragen tot de ontwikkeling van de bieten- of havernematode; de guichelheil, Anagallis arvensis, tot die van het stengelaaltje; de Ruwbladigen kunnen de voortplanting van roestzwammen bevorderen. De onkruiden maken de reiniging van het zaad lastiger en verminderen bij onvoldoende zuivering de marktwaarde van het product.
Zij kunnen worden voorkomen door het gebruik van onkruidvrij zaaizaad; door alle kaf en afval niet op de mesthoop te brengen, maar als compost te verwerken en als mest op grasland aan te wenden; door het reinigen der wallen en wegkanten. Zij kunnen worden verdelgd door grondbewerking met ploeg, egge en rol; door wieden, hakken, schoffelen, aanaarden, cultuur van hakvruchten; door het strooien van fijngemalen kaïniet bij dauw en door de zgn. herbiciden. Gevreesde onkruiden zijn herik en kweekgras.