is een mest, die bereid wordt door afval van dierlijke en plantaardige oorsprong, al dan niet gemengd met aarde, op een hoop te verzamelen en gedurende enige tijd een gistingsproces te laten ondergaan. Voor het vlot verlopen van de gisting wordt het materiaal rijkelijk bevochtigd, terwijl het soms nodig is stikstofhoudende stoffen en ook wel kalk toe te voegen.
De waarde van compost voor de gewassen is hoger dan uit zijn gehalte aan plantenvoedende stoffen — wisselend al naar de aard der gebezigde uitgangsstoffen (z meststoffen) — zou kunnen blijken.
Hoewel wel eens te hoge verwachtingen van het gebruik van compost gewekt worden (biodynamici), moet toch het vernietigen van materiaal, dat geschikt zou zijn voor compostbereiding, als hoogst ongewenst beschouwd worden. Dit geldt zowel voor het verbranden van stro en aardappelloof als voor het vernietigen van een ander materiaal, dat nog zeer onvolledig als compostbron uitgebuit wordt: stadsvuil. Dit bestaat uit huishoudelijke afval, straatveegsel, as, rioolbezinksel, e.d. en wordt tot nu toe slechts door de gemeente ’s-Gravenhage op grote schaal nuttig gemaakt, door het in speciaal ingerichte spoorwagons te vervoeren naar de compostinrichting te Wijster in Drente, die sinds 1930 werkt onder beheer der toen, vooral dank zij initiatief der Nederlandse Heidemaatschappij, opgerichte V.A.M. (Vuil-afvoermaatschappij). In het verleden is de stadscompost der stad Groningen de steunpilaar geweest van de landbouwkundige ingebruikneming der na de vervening vrijkomende dalgronden der Groninger Veenkoloniën.
G. j. VERVELDE.