Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

ONDERWIJZERSOPLEIDING

betekenis & definitie

men spreekt tegenwoordig liever van vorming — tot onderwijzer bij het Lager Onderwijs, geschiedt in NEDERLAND aan instituten, die de naam dragen van kweekscholen. Door de aanneming in 1952 van de zgn.

Kweekschoolwet is deze opleiding voor het eerst in de geschiedenis van het onderwijs in Nederland bij afzonderlijke wet geregeld.1 September 1952 is dientengevolge de eerste klas van de kweekschool onder vigueur van deze wet gesteld. De andere klassen vallen nog onder de vóór 1952 geldende regeling en zullen in de jaren 1953, 1954 en 1955 hun leerlingen op basis van die regeling afleveren, d.w.z. deze leerlingen krijgen na voldoend afgelegd eindexamen de bevoegdheid van onderwijzer als bedoeld in art. 77a van de wet op het lager onderwijs van 1878. Willen deze onderwijzers ook het recht verkrijgen om als hoofd ener school op te treden, dan moeten zij de akte, bedoeld in art. 77b dier wet, de zgn. hoofdakte zien te verwerven. Daartoe blijft voor hen gelegenheid bestaan tot en met het jaar 1962.

De bij de wet van 1952 ingestelde kweekschool heeft een cursusduur van 5 jaren, onderverdeeld in 3 leerkringen. De eerste leerkring, duur twee jaar, is toegankelijk voor bezitters van het U.L.O.diploma en daarmede gelijkgestelden (3 jaar H.B.S. enz.). Het met goed gevolg doorlopen hebben van deze leerkring geeft recht op toelating tot de tweede leerkring, eveneens twee jaar durende. Tot deze tweede leerkring hebben ook recht van toegang zij, die een volledige middelbareschoolopleiding achter de rug hebben, dus zij die eindexamen H.B.S., Middelbare Meisjesschool, Gymnasium met goed gevolg hebben afgelegd.

In de eerste leerkring staat de algemene vorming van de leerling op de voorgrond. Het leerplan omvat dan ook de bekende vakken, die op U.L.O. en H.B.S. de hoofdschotel vormen: Nederlands, Geschiedenis, Aardrijkskunde, Kennis der Natuur, Moderne Talen, Wis- en Rekenkunde enz. Het is de bedoeling om de leerlingen, die voor het grootste deel abituriënten van de U.L.O.school zijn, in deze leerkring op een kennis- en ontwikkelingspeil te brengen, dat gelijkwaardig geacht kan worden aan het kennis- en ontwikkelingspeil van de abituriënt van de Middelbare school.

Men zou het wat scherp zo kunnen stellen: indien de maatschappij via de middelbare school voldoende leerlingen voor de tweede leerkring leverde om in de behoefte aan onderwijzers te voorzien, dan zou de eerste leerkring kunnen worden afgekapt.

Met de tweede leerkring begint nl. de eigenlijke vakopleiding van de onderwijzer. Het programma omvat: Opvoedkunde en haar hulpwetenschappen, paedagogische en jeugdpsychologie; Nederlandse Taal en Letterkunde; kennis van het Nederlandse culturele en maatschappelijke leven; beoefening van een aantal vaardigheidsvakken als: lezen, schrijven, tekenen, muziek, handenarbeid, lichamelijke oefening en nuttige handwerken; algemene didactiek en speciale didactiek van de vakken voor de Lagere School; de practische vorming (oefening in de practijk van het lesgeven).

Duidelijk zien we dus in de vorming van de toekomstige onderwijzer drie hoofdlijnen: de paedagogisch-didactische vorming; de culturele en maatschappelijke vorming en de practische vorming.

Het met gunstig gevolg afleggen van het eindexamen van deze tweede leerkring geeft recht op toegang tot de derde leerkring. Men kan echter met dit diploma ook reeds als onderwijzer de lagere school ingaan. Het geeft echter slechts beperkte bevoegdheid, want niet meer dan de 6 klassen van de Lagere School zijn voor deze onderwijzer toegankelijk. Hij kan geen hoofd ener school worden, noch in een vaste betrekking bij het U.L.O., V.G.L.O. of B.L.O. te werk worden gesteld.

Te verwachten is daarom, dat het overgrote deel der leerlingen, met name van de mannelijke leerlingen, na het doorlopen van de tweede leerkring plaats zal nemen in de derde leerkring. Deze duurt een jaar, geeft een verdieping van de studie en vorming op paedagogisch, literair, cultureel en maatschappelijk terrein en brengt de leerling in aanraking met verschillende schooltypen. Het eindexamen van deze leerkring geeft de akte van volledig bevoegd onderwijzer. Met dit diploma is men benoembaar tot hoofd ener school en tot onderwijzer aan alle schooltypen, ressorterende onder Lager Onderwijs.

De twee bevoegdheden, nl. die van volledig bevoegd onderwijzer en de beperkte bevoegdheid, kunnen ook buiten de kweekschool om langs de weg van het Staatsexamen worden verkregen. Deze weg is echter en zal stellig in de toekomst veel moeilijker begaanbaar zijn dan de normale weg over het opleidingsinstituut, dat daartoe in het leven is geroepen: de kweekschool.

In Nederland zijn 25 „openbare” kweekscholen, nl. 22 Rijkskweekscholen en 3 Gemeentelijke kweekscholen (in Amsterdam, Rotterdam en Dordrecht), 22 Prot. Chr. kweekscholen en 40 R.K. kweekscholen. Een tweetal Bijzondere Neutrale kweekscholen maakt het getal 89 vol.

C. KLEYWEGT

In BELGIË wordt de opleiding van de onderwijzers en onderwijzeressen verzekerd door de lagere rijksnormaalscholen, de provinciale, gemeentelijke en vrije (R.K.) lagere normaalscholen, waar ook de bewaarschoolonderwijzeressen (Fröbelonderwijs) worden gevormd. Om tot de lagere normaalschool te worden toegelaten is de minimum-leeftijd bepaald op 15 jaar. In ieder geval moet de candidaat een toelatingsexamen afleggen. De duur van de leergangen, die leiden tot het bekomen van het diploma van onderwijzer(es), is 4 jaar, voor Fröbelonderwijs 3 jaar.

< >