(Latijn, voorteken). Ook buiten de Romeinse godsdienstgeschiedenis wordt omen algemeen gebruikt, zelfs in het dagelijks leven (Nomen est omen, d.w.z. de naam duidt het karakter van zaak of persoon aan; omineus, d.w.z. voorteken van iets slechts). Een voorteken kan worden gezocht, of het kan ook spontaan optreden. Het laatste is het geval met natuurverschijnselen, die van de gewone gang van zaken afwijken en daarom geacht worden zeer veel „Macht” te bezitten, zoals aardbevingen, zons- en maansverduisteringen, kometen, misgeboorten, maar ook plotselinge verschijnselen van schijnbaar veel minder belang: het lopen van een haas over de weg, de roep van een vogel, het onverwacht niezen van iemand enz.
Het volk bezit in het algemeen een soort wetenschap van deze omina, hun goede dan wel kwade voorbetekenis; soms is deze wetenschap uitgewerkt tot een systeem, dat dan vaak het eigendom is van tovenaars (medicijnmannen) of priesters. Vooral de uitlegging van dromen speelt hierin ook een grote rol.Deze omen-wetenschap (z divinatie) is van nog veel groter betekenis, waar de omina niet spontaan optreden, doch worden opgezocht. In dit tweede geval wordt systematisch aan een bepaalde situatie, die als het ware geldt als een compendium van het wereldgeheel, nagegaan, wat van de toekomst te verwachten is. Als zulk een compendium geldt bijv. de lever of in het algemeen de ingewanden van een dier: uit de loop der lijnen wordt de toekomst voorspeld (Etrurië (haruspicium), Babylonië); de vlucht der vogels: hun passeren, rechts of links van de waarnemer enz., duidt op een bepaalde gang van zaken (Griekenland, Rome, augures, auspicia); het waarzeggen uit het koffiedik of uit de kaarten bij ons is de laatste uitloper van deze wetenschap, die natuurlijk een veel gecompliceerder techniek en veel systematischer opzet vereist dan de interpretatie der spontane omina (z orakel).