(Arabisch = tentenmaker), Perzisch dichter, wis- en sterrenkundige (gest. Nisjapoer? 1123), kreeg in 1074 van de Seldjoekensultan Maliksjah met andere geleerden de opdracht de Perzische tijdrekening opnieuw te regelen; bij deze kalenderhervorming werd het oude zonnejaar door een nauwkeuriger methode van schrikkeldagen verbeterd; daarmee begon in 1079 de Seldjoekse aera.
Over de algebra stelde hij een geschrift samen, door Woepcke uitgegeven en vertaald als L’Algèbre d’Omar Alkayyami (1851). In het Oosten wordt hij vnl. als wiskundige gewaardeerd, in het Westen daarentegen als dichter van enige honderden vierregelige strophen (ruba’ijdt), welker toon tussen mystiek-pantheïstische en sceptisch-frivole stemmingen wisselt. De Engelse bewerking van E. Fitzgerald (1859, herdr. m. inl. d. L. Untermeyer, New York 1947) heeft aanleiding gegeven tot talrijke vertalingen en navolgingen in de moderne talen.Bibl.: Uitg. o.a. door F. Rosen (Berlin 1925), ook vertaling Die Sinnsprüche Omars des Zeltmachers (1909). Een Nederl. bew. d. P. G. Boutens, Rubaijat.
Honderd Kwatrijnen (Bussum 1919). Ook J. H. Leopold, in Verzamelde Verzen (Rotterdam 1935, blz. 92 vlg. en 143 vlg.). Verder Frits Pijl, Kwatrijnen van Omari Chayyam (Baarn 1947); The Rubaiyat ed. from a Ms. of 658 (1259/’60) of Chester Beatty, by A. J. Arbury (London 1950); M. de Doncker, Rubaiyat (Gent 1951).
Lit.: A. G. Potter, A Bibliography of Printed Editions of the Quatrains of Omar Khayyam in Foreign Languages (Needham, Mass., 1923); Idem, A Bibliography of the Rubaiyat of Omar Khayyam together with Kindred Matter pertaining thereto (London 1929); A. Christensen, Recherches sur les Ruba’iyat de Omar Hayyam (Heidelberg 1905) en Critical Studies in the Rubaiyat of Umar-i-Khayyam (Copenhaghen 1927); Propato, Ensayo critico sobre las Rubaiyat de Omar Khayyam (Paris 1930); C. H. Rem pis, O.
Chajjam und seine Vierzeiler (1935); A. Guy, Les Robai d’Omer Kheyyan. Etude suivie d’une trad. (Paris 1935).