(Gr.: oligos, weinig, en frên, geest, verstand) of zwakzinnigheid is de geestestoestand ten gevolge van onvermogen der verstandelijke functies, om zich op redelijke wijze te ontwikkelen. Als oorzaak der oligophrenie gelden erfelijke factoren enerzijds, schadelijke invloeden vóór of tijdens de geboorte en in de eerste levensjaren anderzijds.
In vele gevallen is de oorzaak nog weinig zeker. Van oligophrenie spreken wij slechts, wanneer de verstandelijke functies niet in staat zijn geweest zich te ontplooien; de afbraak van een reeds ontplooid verstand noemen wij dementie. De zedelijke functies kunnen bij een zwakzinnige behoorlijk ontwikkeld zijn, hoewel het geringe verstand de vorming van hogere begrippen niet toelaat. In andere gevallen is ook het zedelijk peil niet tot ontwikkeling gekomen en leeft de oligophreen op zijn instincten en driften, waarbij vooral de vernielzucht der laagstaande en de sexuele driften der hoger staande oligophrenen een ernstig probleem kunnen vormen.Naar de ernst van het verstandelijke tekort onderscheidt men idioten, imbecielen en debielen. De grens tussen deze groepen is vrij willekeurig en vnl. gebaseerd op practische gronden. De idioot zou reeds voor de schooljaren te kort schieten en levenslang verzorging van node hebben, de imbeciel zou pas op school te kort schieten. Dank zij de scholen voor buitengewoon lager onderwijs kan de imbeciel de, voor het practische leven onontbeerlijke, kennis vergaren en op een passende plaats onder passend toezicht vaak nog aardig in eigen onderhoud voorzien. De debiel vormt pas een sociaal vraagstuk, wanneer de morele gevoelens onvoldoende ontwikkeld zijn. Hij komt dan gemakkelijk onder verkeerde invloeden, mist de rem van het verstand en ziet het immorele van zijn daden onvoldoende in. De debiele psychopaat en de debiele delinquent zijn dan ook ernstige sociale problemen.
Laagstaande oligophrenen vallen soms op door een bepaalde begaafdheid, bijv. voor muziek, tekenen, rekenen, of op enig ander beperkt gebied.
De oligophrenie wordt bij kinderen, al naar de ernst van hun afwijkingen, vroeger of later vastgesteld. Reeds van de geboorte af schrijdt het ontwikkelingsproces van het verstand langzamer voort dan normaal. Grijpen, herkennen, lopen, praten, zindelijk worden, het komt alles later tot stand dan normaal. Hierbij moet men echter bedenken, dat ziekten en algemene zwakte de verstandelijke ontwikkeling kunnen vertragen, zonder dat er ten slotte een achterstand blijft bestaan. Eruephalitis en meningitis op jeugdige leeftijd kunnen de verstandelijke ontwikkeling stop zetten en zelfs aangeleerde kennis weer te niet doen gaan.
De meeste lijders aan oligophrenie vallen slechts op door hun gebrek aan verstandelijke vermogens. Daarnaast kent men speciale vormen van oligophrenie, die door bepaalde afwijkingen de aandacht trekken. Wij noemen slechts het crétinisme , het waterhoofd (hydrocephalie), de microcephalie en de mongoloide idiotie. Deze laatste groep valt op door de plooi in het bovenste ooglid, die bij Mongolen algemeen is, slappe leden en grote tong. Voorts vermelden wij nog de amaurotische idiotie, terwijl er verder nog minder belangrijke groepen bestaan.
Beter dan in krankzinnigengestichten, kunnen oligophrenen in inrichtingen voor zwakzinnigen verpleegd worden. Hier ontvangen zij, zo mogelijk, schoolonderwijs, of anders onderricht in handenarbeid van eenvoudige aard. In vele gemeenten bestaan werkgelegenheden voor oligophrenen. Hierdoor wordt gestichtsverpleging vaak voorkomen en het maatschappelijk vraagstuk der oligophrenie althans ten dele opgelost.
Bij oligophrenie ontwikkelt zich niet zelden een andere vorm van krankzinnigheid. Niet alleen komt epilepsie vaak voor bij oligophrenen op grond van encephalitis, doch ook schizophrenie, manisch depressieve psychose en hysterie ziet men nogal eens bij oligophrenen ontstaan. Ook moeilijk te classificeren geestesstoornissen ziet men nogal eens bij oligophrenen, men spreekt dan van een „psychose bij een imbeciel”.
DR A. P. TIMMER.