Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

ODE

betekenis & definitie

(lied) was bij de oude Grieken de algemene benaming voor een lyrisch lied, bestemd om met instrumentale begeleiding te worden voorgedragen, hetzij door één zanger of door een koor. De eerste vorm is beroemd geworden door Alcaeus en Sappho.

De koorzang werd vooral uitgevoerd bij belangrijke gelegenheden; hij bezit reeds een verheven en statig karakter en vertoont verwantschap met de hymne. Daar deze oden door de dichter tevens werden getoonzet voor begeleiding en dans, zijn hun metrische vormen zeer gevarieerd. Meesters hierin waren Pindarus, Simonides en Bakchylides. Zongen zij liederen van overwinning en helden, Horatius, die Alcaeus en Sappho navolgde, bezong vriendschap, de vreugden des levens en het landleven. Hij werd het voorbeeld der humanistische (Latijnse) dichters en Ronsard (1524-1585) en de andere dichters der Pléiade, die het begrip en het genre in de Franse letterkunde invoerden; aan de strophische vorm verbonden zij het rijm. De Pindarische ode herleefde in Engeland bij Cowley (1618-1667) en Dryden, maar het wezen van de metrische verscheidenheid bij de grote voorganger werd niet begrepen en slechts in een opvallende onregelmatigheid van vorm nagevolgd.

Sinds de Renaissance heeft het herontdekte begrip ode een engere betekenis dan de oorspronkelijke. Wij verstaan daar thans onder een meestal rijmend lierdicht over een verheven onderwerp van niet-godsdienstige aard (dit laatste in tegenstelling tot de hymne), waarin de dichter iemand toezingt en uiting geeft aan diepe gevoelens en grote bewogenheid; dikwijls is de metrische vorm onregelmatig.De ode werd in de Nederlanden geïntroduceerd door Jan van der Noot; bij Hooft en Vondel verschijnt zij onder de naam „sang” en als rei in Vondel’s treurspelen. Tot bloei kwam het genre weer in de tijd van de Romantiek, bij Klopstock en op diens voorbeeld bij vele anderen in Duitsland en elders. Als dichters van oden werden voorts bekend: (Frankrijk) Boileau, Hugo, Lamartine; (Duitsland) Voss, Goethe, Schiller, Holderlin, Platen; (Engeland) Pope, Shelley, Keats, Coleridge; (Nederland) W. van Haren, Bilderdijk, D. J. van Lennep, Da Costa; (Vlaanderen) Ledeganck, Van Beers.

Lit.: K. Viëtor, Gesch. der deutschen O. (1923).

< >