(Latijn Bacchylides), Grieks lyrisch dichter (± 505-450), geb. op het eiland Keos, neef van Simonides*, werd na een verblijf bij Hiëro, tiran van Syracuse, verbannen, en woonde in de Peloponnesus, waar de Dorische muziek grote invloed op hem uitoefende. Hij dichtte hymnen (ter ere der góden), dithyramben, epinikia (liederen op overwinnaars in de spelen), erotica (in de vorm van drinkliederen) en epigrammen.
Zijn poëzie is duidelijker en bevalliger, maar ook veel oppervlakkiger dan die van zijn groten mededinger Pindarus*. In 1896 heeft een papyrusvondst (in Egypte) 14 epinikia en 6 dithyramben aan het licht gebracht. Onder deze munten een gedicht Theseus en de mythen omtrent Croesus’ redding en Meleager’s dood bijzonder uit. Uitgaven van F. G. Kenyon (1897) en B. Snell (1934).Lit.: A. Severijns, Bacchylide (1933).