stad in het Franse departement Oise, aan de Verse en aan de spoorweg Parijs - Brussel, telt (1951) 6500 inw. Noyon bezit, als belangrijkst monument, de kathedraal, de Notre-Dame, in de tweede helft van de 12de eeuw gebouwd, ter vervanging van de in 1131 verbrande kerk.
Het koor werd in 1157 voltooid, het schip in 1185, terwijl de gevel en torens in 1220 beëindigd werden. Deze grootste en mooiste kerk uit de vroege Gothiek, gebouwd in navolging van St Denis, heeft in Wereldoorlog I veel schade geleden. Voorts vindt men hier een voormalig bisschoppelijk paleis (16de eeuw), een stadhuis (15de eeuw) en een Calvijnmuseum. Ook zijn er nog overblijfselen van oude vestingmuren. Noyon heeft industrie (beetwortelsuiker, looierijen en branderijen) en handel (vee, graan).Noyon (het Gallo-Romeinse Noviomagus of Noviodunum) was, als opvolger van Saint-Quentin, tot 1790 zetel van een bisdom (waarmee van ca 625-1146 dat van Doornik verenigd was), welks titel thans wordt gedragen door de bisschop van Beauvais. Noyon stond onder het wereldlijke gezag van de bisschop, van wie het ca 1108 stadsrecht ontving. In 987 werd te Noyon Hugo Capet tot koning gekroond. Calvijn werd er geboren (1509). Hier ook werd 13 Aug. 1516 tussen Karel V en Frans I een verdrag gesloten, waarbij de eerste een dochter van de tweede zou huwen en de Franse aanspraken op Napels als bruidsgift zou ontvangen. In Wereldoorlog I was Noyon van 2 Sept. 1914 - 18 Mrt 1917 en van 25 Mrt - 29 Aug. 1918 door de Duitsers bezet. Slag bij Noyon heet de aanval, door de Duitsers van 9-12 Juni 1918 ondernomen, om het succes van de grote doorbraak over de Chemin des Dames in Mei te vervolgen. Na geringe terreinwinst en het maken van een groot aantal gevangenen, liep deze echter vast (s Wereldoorlog I).
Lit.: M. de Sars, N. à travers l’histoire (1942); A. Lefranc, Histoire de la ville de N. et de ses institutions jusqu’à la fin du 13e siècle (1887).