is de kunst, die ontstond, nadat de Noormannen (z Vikingen) zich in de 11de eeuw in Normandië en Engeland gevestigd hadden en daar tot rust waren gekomen. Voordien was hun invloed alleen te bespeuren in het typische ornament van in elkaar gestrengelde dieren, dat zich in Engeland met het Saksische ornament mengde.
De stijl van de Noormannenbouwkunst, die zich in de 2de helft van de nde eeuw in Normandië en Engeland volgens dezelfde principes ontwikkelde, onderscheidde zich van de verdere Romaanse architectuur door grotere rijzigheid, die vooral in de torens te zien is (St Etienne te Caen) en het zigzagornament in de bogen (Durham, kath.). De Engelse kerken weken in bouw echter al gauw af van de Normandische door hun veel grotere lengte en door de zware zuilen in het schip (Gloucester, kath.). In Normandië ontstond tegen het einde van de 11de eeuw het kruisribgewelf in Ste Trinité te Caen en in Engeland de spitsboog, waarschijnlijk voor het eerst in de kathedraal van Durham (1096 - 13de eeuw) (z verder Normandië, en Groot-Brittannië, kunst). Een derde gebied waar zich Noormannen vestigden, is Zuid-Italië en Sicilië, maar het gaat te ver om hier van Noormannenkunst te spreken, daar deze slechts een onderdeel is van de algemene kunst, die ontstond uit inheemse, Byzantijnse, Arabische en Noorse elementen. In beide provincies zijn grote monumenten door de Normandische vorsten gesticht, waarvan sommige toch wel degelijk duidelijke trekken vertonen van de Noormannenkunst. In Zuid-Italië is het enige monument, dat onmiddellijk van Normandische voorbeelden is afgeleid, de kerk S.
Nicola te Bari (einde 11de eeuw), die in het schip de Normandische afwisseling zuil-pijler vertoont, wat in Italië heel zeldzaam is. Uit de 12de eeuw stamt de kathedraal van Venosa, die Bourgondische kenmerken vertoont. Op Sicilië zijn de monumenten, die door de Normandische heersers gesticht zijn, in hun menging van stijlen een symbool van de verdraagzaamheid, waarmede dezen in dit land ook de levenswijze, taal en religie van de naast elkaar levende bevolkingsgroepen lieten bestaan. Wel zijn het de Normandiërs, die de bouwwerken besteld en betaald hebben en Benedictijner monniken uit Normandië lieten komen om de kloosters te bevolken en hun cultuur te brengen, maar toch is het Byzantijnse element hier bijzonder sterk sprekend door de koepel en de vele mozaïeken. Moors zijn de hoefijzerboog en het stalaktietengewelf (Capp. Palatina), terwijl men de elkander kruisende blinde bogen op de muurwanden zowel voor Noors als Arabisch heeft gehouden.
De gevel, geflankeerd door twee torens, heeft echter zeker een Noormannenkarakteristiek. De beroemdste gebouwen zijn de Dom van Cefalù, de Cappella Palatina, S. Giovanni degli Eremiti, beide te Palermo (iste helft 12de eeuw) en de kathedralen van Palermo en Monreale (2de helft 12de eeuw).F. B. DE VRIES
Lit.: P. Frankl, Die frühmittelalt. u. Roman. Baukunst (Potsdam 1926) ; T. D. Kendrick, A Hist. of the Vikings (London 93o); ld., Late Saxon and Viking Art (London 1949); Th.
Kutschmann, Meisterwerke Sarazenisch-Normann. Kunst in Unter-Italien u. Sizilien (Berlin 1903); E. Bertaux L’Art dans l’ltalie méridionale (Paris 1904); H. M. Schwarz, Die Baukunst Kalabriens u.
Siziliens i. Zeitalt. d. Normannen (Römisches Jahrb. fur Kunstgesch. 6, pag. 1-111, 1944).