(nikê), in de Griekse kunst godin der overwinning en als zodanig afgebeeld. Zo droegen bijv. de door Pheidias geschapen beelden van Zeus en van Athena Parthenos een Nike op de hand.
Men stelde haar meest voor met vleugels en een krans (sinds de Hellenistische tijd ook met een palmtak) en veelal zwevend. Deze voorstelling namen de Romeinen over voor hun Victoria. Naast de archaïsche Nike van Delos (Athene, Nat. Mus.) zijn de bekendste beelden van Nike dat van Paionios (in Olympia; ca 421 v. Chr.) en de zgn. Nike van Samothrake, waar zij zich op het voorste deel van een schip bevindt (Louvre). De kunstenaars van deze laatste twee beelden hebben de opgave, een gevleugelde, naar beneden zwevende godin weer te geven, op schitterende wijze volbracht.Het bekendste voorbeeld van een Nike-tempel is de kleine 4-zuilige Ionische amphiproslylos, rechts van de opgang van de Akropolis te Athene (die intussen niet gewijd was aan Nike, maar aan Athena als godin der overwinning), begonnen door Kallikrates in 448 v. Chr. (zie ill. Hellas I). Tegen het einde van de 5de eeuw v. Chr. werd om het platform waarop de tempel staat, een balustrade aangebracht, in reliëf versierd met een reeks Nike-figuren. De tempel, waarvan de fragmenten in een Turks bastion op de Akropolis waren ingebouwd, is in 1835-36 geheel gereconstrueerd, in 1936-’39 onder leiding van N.
Valanos en A. Orlandos weer afgebroken en na een nauwkeurig archaeologisch onderzoek van de fundamenten opnieuw herbouwd.
Lit.: A. Baudrillart, Les divinités de la Victoire (Bibl. des écoles françaises d’Athènes et de Rome, fasc. 68, 1894); F Studniczka, Die Siegesgôttin (1898).