Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Nicolaus barkey

betekenis & definitie

oorspronkelijk Duits theoloog (Bremen 11 Sept. 1709 - ’s-Gravenhage 18 Juni 1788), tolerant, werd proponent bij de classis Amsterdam en 22 Mrt 1733 predikant te Kleverskerke, 12 Juli 1744 te Hulst, waarover hij historie schreef in preekvorm. Vandaar ging hij in Jun: 1754 als predikant naar Bremen terug, werd er 2 Jan. 1755 hoogleraar, na 20 Dec. 1754 te Groningen bevorderd te zijn tot dr theol., maar kwam in 1766 naar Nederland om Hoogduits predikant te ’s-Gravenhage (Hervormde Kerk) te worden.

Wegen ontraditionele opvattingen betreffende het Hooglied kreeg hij in 1774 moeilijkheden, toen hij deze liet blijken in zijn vertaling van een werk van den Lutheraan J. Fr. Jacobi daarover. Toen hij emeritaat verkreeg in 1781, stelden de Staten van Holland hem de eis, zich te zullen houden aan de preventieve bepalingen, die bestonden ten aanzien van het uitgeven van theologische boeken. Hoewel hij toestemde, lieten overtuiging en karakter hem niet toe, zich aan zijn beloften in dezen te houden. PROF.

DR J. N. BAKHUIZEN VAN DEN BRINKBibl.: Het verloste Hulst tot bestendige dankbaarheid opgewekt, wegens de lang gewenschte ontruiming der Franschen op den 28sten January 1749.

Lit.: Het Prot. Vaderland, I, 316-319, alwaar bibliografie.

< >