de oudste Griekse geschiedschrijver, wiens werk bewaard is gebleven, is kort vóór 480 v. Chr. geb. te Halicarnassus (Halikarnassos), een Griekse volksplanting van overwegend Ionisch karakter in Carië (in het Z.W. van Klein-Azië).
Tengevolge van een mislukte poging om de tyran Lygdamis te verdrijven moest hij zijn geboorteplaats verlaten; hij hield zich eerst op in Samos en vertoefde later geruime tijd te Athene, waar hij met Sophokles bevriend was; hij nam deel aan de op initiatief van Perikles ondernomen stichting van de Panhelleense kolonie Thurii in Zuid-Italië (443), waar zich zijn graf bevond en hij vermoedelijk ook gestorven is (niet lang na 430); tevoren had hij vele reizen ondernomen, zowel in Griekenland als daarbuiten, naar Scythië (Zuid-Rusland), Colchis aan de oostkust der Zwarte Zee, Mesopotamië, Egypte enz., overal zich door eigen aanschouwing op de hoogte stellend en inlichtingen verzamelend aangaande alles wat zijn universele belangstelling gaande maakte, niet alleen op historisch gebied, maar ook betreffende de geografie en de natuurlijke historie van de gebieden, die hij bereisde en die verderaf lagen, en vooral betreffende godsdienst, zeden en levenswijze van de bewoners daarvan. Bovendien stelde hij zich goed op de hoogte van de bestaande literatuur, zowel van de werken van dichters als die van zijn voorgangers op het gebied der historiografie, de logografen*, in het bijzonder Hekataios*; hij kreeg inzage van belangrijke officiële documenten van het Perzische rijk, maar evenmin versmaadde hij mondeling overgeleverde verhalen in novellistische trant, die op zijn onderwerpen betrekking hadden. Uit al deze gegevens stelde hij zijn grote werk samen, waarvan de titel Historiën niet van hemzelf afkomstig is; als titel diende oorspronkelijk de aanhef van zijn geschrift: „Dit is de uiteenzetting van het onderzoek (historia) van Herodotus van Halicarnassus”; uit de Hellenistische tijd dateert de indeling in 9 boeken, waaraan vervolgens de namen der 9 Muzen werden gegeven. De opzet van het werk is de beschrijving van de conflicten tussen de Grieken en de Oosterse volkeren, waarvan de Perzische Oorlogen het hoogtepunt vormen; deze zijn beschreven in Boek V-IX (de laatste gebeurtenis, die behandeld wordt, is de inneming van Sestos in 478), terwijl Boek I-IV de voorgeschiedenis bevatten, te beginnen met de mythische tijd. Evenwel houdt Herodotus zich niet steeds aan zijn onderwerp; hij heeft een voorkeur voor uitweidingen, waardoor hij, van het ene verhaal op het andere komend, allerlei wetenswaardigheden in zijn verhaal inlast, die slechts zijdelings met het hoofdthema in verband staan. Dit geldt vooral voor de eerste vier boeken, waarin de Lydiërs, Meden, Perzen, Babyloniërs, Scythen, Libyers en vele andere volkeren ter sprake komen, terwijl Boek II één lange uitweiding over Egypte vormt.
In overeenstemming met de losse compositie is de schrijftrant, die een eenvoudig en ongedwongen karakter heeft en op het aaneenrijgen en ineenschakelen van zelfstandige zinnen berust, zonder dat naar het vormen van kunstig samengestelde perioden wordt gestreefd; het is de stijl van de onderhoudende verteller, waarin Herodotus het tot een nauwelijks te overtreffen hoogte heeft gebracht; vaak wordt men ook aan het Homerische epos herinnerd. De taal waarvan hij zich bedient, is het Ionisch, niet het gesproken dialect, maar de daaruit voortgekomen literaire kunsttaal. De verdiensten van Herodotus als geschiedkundige moeten beoordeeld worden naar het standpunt waarop de historiografie in zijn dagen stond, toen men nog niet bedacht was op nauwkeurig onderzoek der gegevens en critische bewerking en groepering daarvan; eerst Thucydides* heeft zich deze taak gesteld. Het ontbreekt Herodotus trouwens volstrekt niet aan critische zin; telkens weer laat hij uitkomen, dat hij, wat hem is meegedeeld, niet voor zijn rekening neemt, en herhaaldelijk uit hij zijn ongeloof daarover. Er kan geen twijfel bestaan aan Herodotus’ streven naar waarheid en onpartijdigheid; waar hij onjuistheden overlevert, ligt de schuld aan zijn zegslieden en aan de in zijn dagen op velerlei gebied nog zeer beperkte kennis. Zijn grootste verdienste als geschiedkundige is, naast het bijeenbrengen van een overstelpende rijkdom van gegevens, de omstandigheid, dat hij voor het eerst zich niet tevreden stelde met het genealogisch of chronologisch rangschikken er van, maar ze in onderling verband van een algemeen gezichtspunt uit heeft gegroepeerd; terecht heet hij dan ook sinds Cicero de vader der historie.PROF. DR W. J. W. KOSTER
Bibl.: belangrijke tekst-critische uitg. v. H. Stein in 2 dln (Berlin 1869-1871, ed. minor 1884); de laatste volledig verschenen is die v. C. Hude in de Oxford Classical Texts (2 dln, 1908, 3de dr. 1927); van de door P. E.
Legrand bij Les Belles Lettres te Parijs uitg. ed. met vert. verschenen 6 dln, 1932-’48; zonder critisch apparaat ed. J. J. E. Hondius en J. A.
Schuurman (Groningen 1944); met commentaar v. H. Stein (5 dln, Berlin 1856-1862, tot 1908 herh. herdr., doch niet meer op de hoogte van de tijd); van B. A. v. Groningen (3 dln verschenen Leiden 1945-1949); commentaar zonder tekst v. W.
W. How en J. Wells (2 dln, Oxford 1912, 2de dr. 1928). Goede vert. v. Gh. M. v.
Deventer: H. Muzen (2 dln, 1893-1895); v. A. D. Godley (met Gr. tekst in de Loeb Class. Libr. 4 dln, 1920-1924) en J.
E. Powell (2 dln, Oxford 1949); Papyrusfragm.: A. H. R. E. Paap, De Herodoti reliquiis in papyris servatis (Lugd.
Bat. 1948). Lexicon: J. E. Powell, A Lexicon to H. (Cambridge 1938).
Lit.: M. H. Hauvette, Hérodote, historiën des guerres médiques (Paris 1894); Gh. M. v. Deventer, Helleense studiën (Amsterdam 1897), blz. 86-144, een modern geschiedverhaal in de trant v. H. op blz. 282 e.v.; J.
B. Bury, Ancient Greek Historians (London 1908) ; F. Jakoby,H., in: PauIy-Wissowa, Real-EncycIop. der class. Altert. wiss., Suppl. II (1913); T. R.
Glover, H. (Berkeley 1924); F. Aly, Volksmärchen, Sage u, Novelle bei H. (Gottingen 1927) ; M. Pohlenz, H. der erste Geschichtsschreiber des Abendlandes (Leipzig 1936); J. E. Powell, The History of H. (Cambridge 1939); M. Untersteiner, La lingua di Erodoto (Bari 1949).