Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

MOTTEN

betekenis & definitie

in wijdere zin is de Nederlandse naam voor die vlinderfamilies, welke men, aangezien zij overwegend kleine soorten bevatten, vroeger als Microlepidoptera tegenover de andere families, de Macrolepidoptera, plaatste. Daar zo een zeer heterogene groep van families ontstond, heeft men deze indeling laten varen en heeft de naam motten nog slechts practische betekenis ter aanduiding van een aantal soorten kleine vlindertjes, die tot verschillende families behoren.

Een hiervan is de familie der bladrollers (Tortricidae), welke reeds behandeld is (z bladrollers). Wij zullen van de overige families een aantal soorten behandelen, die schade aanrichten in voorraden, textiel enz.; de talloze soorten, schadelijk aan land- en tuinbouwgewassen, worden elders besproken.Motten in engere of beter in populaire zin zijn een aantal soorten, behorend tot de familie der Tineidae, kleine, meestal lang behaarde vlindertjes met smalle vleugels, die in de rust daksgewijs op het achterlijf liggen, een korte of rudimentaire roltong en lange liptasters. De gladde, kale rupsen spinnen vaak kokertjes of gangen, waarin zij zich ophouden. De gewoonste en schadelijkste soort is de kleermot, Tineola biselliella Humm., geel tot bruin, met ongevlekte voorvleugels en geelgrauwe achtervleugels. De rupsjes van deze soort leven in ijle kokertjes van spinsel, die telkens verlengd worden en stevig aan het substraat, dat tevens tot voedsel verstrekt, vastzitten. Algemeen bekend is hun vreterij in wollen en bonten stoffen, waarin zij het eenvoudigst zijn te bestrijden door uitkloppen (de stofzuiger is niet voldoende!) en in de zon hangen. De rupsen verdragen het zonlicht nl. niet, (sterke uitdroging trouwens ook niet) en gaan te gronde.

In goed afgesloten kisten, kasten, koffers, mottenzakken enz. bewaarde goederen, waarin nog geen mot zit, kunnen meestal beveiligd worden met stoffen, waarvan de reuk de wijfjes afschrikt, zoals naphthaline, kamfer, globol enz. Stoffen, die giftig genoeg zijn om de motten te doden, komen öf door haar giftigheid voor de mens, öf wegens brandgevaarlijkheid (zwavelkoolstof) voor particulier gebruik niet in aanmerking. Daarvoor geoutilleerde bedrijven kunnen echter ook sterk geïnfecteerde meubels en kleden weer geheel motvrij maken. De tegenwoordig zo populaire contactgiften (zoals DDT) zijn juist voor mottenlarven in haar kokertjes, die zich weinig verplaatsen, meestal weinig effectief. Men kan stoffen ook door een chemische behandeling (,,eulaniseren”j preventief laten behandelen.

Minder gewoon is de bontmot (Tineapellionella L.), van de vorige te onderscheiden aan de voorvleugels, die grijs zijn met een paar donkere stippen. De rups leeft in dezelfde stoffen als die van T. biselliella, maar in een stevig kokertje van stukjes wol, haar, enz. en spinsel, waarmede zij zich verplaatst, zoals in het water een kokerlarve met haar huisje. Daarentegen leeft de derde en grootste soort de „tapijtmot” (Trichophaga tapetzella L.) die kenbaar is aan de tweekleurige voorvleugels (de wortelhelft is zwartbruin, de tophelft geelwit) en nog zeldzamer dan de vorige, weer in lange, vaste spinselbuizen. De namen tapijtmot en bontmot zijn in zoverre bedrieglijk, dat zowel in bontwerk als in tapijten de meeste schade wordt aangericht door de kleermot.

Tot een geheel andere familie behoren de cacaomot, meelmot enz., soorten van het Pyralidengeslacht Ephestia, die onder „Voorraadinsecten” behandeld worden.

DR G. BARENDRECHT.

< >