witte, ondoorzichtige korreltjes, min of meer afgeplat of langwerpig, en meestal in één of meer richtingen kleiner dan 1 mm. Wanneer zij op een harde ondergrond vallen, springen zij niet merkbaar op en breken zij niet.
Zij ontstaan uit ijsnaaldjes of kleine sneeuwkristalletjes, die met onderkoelde druppeltjes zijn samengevroren. De omstandigheden, waaronder motsneeuw voorkomt, gelijken op die welke bij motregen zijn genoemd (alleen lagere temperaturen) .