(eigenlijk Bloch), Hongaars taalkundige en schrijver (Inocz, komitaat Zemplin 18 Mrt 1815 - Boedapest 1 Sept. 1891), was een zoon van behoeftige Joodse ouders, woonde in 1835 te Papa een wijsgerige cursus bij en zette zijn studiën voort aan de hogeschool te Pest. Nadat hij zich in 1840 te Parijs op de beoefening der Oosterse letterkunde had toegelegd, schreef hij, toen de emancipatie der Joden ter sprake was gebracht in zijn vaderland, een merkwaardig boekje ten behoeve van zijn geloofsgenoten.
Daarenboven vertaalde hij de boeken van Mozes en Jozua in de Magyaarse taal en voegde er noten bij (18401843) . Vervolgens werd hij Protestant en studeerde te Tübingen in de theologie. Hij werd (1844) hoogleraar aan het lyceum te Szarvas, enwasgedurende de omwenteling (i848-’4g) secretaris bij het ministerie van Oorlog; in 1851 kreeg hij zijn hoogleraarsambt terug, was daarna te Kecskemet en sedert 1855 te Pest als hoogleraar werkzaam. Ballagi stichtte in 1858 het Protestdns egyhdzi is iskolai lap (Protestants blad voor kerk en school). Zijn Ausführliche theoretisch-praktische Grammatik der ungarischen Sprache beleefde in 1881 een 8ste uitgave. Hij heeft zich vooral verdienstelijk gemaakt door zijn werken over de Hongaarse taal.Bibl.: Die Protestantenfrage in Ungarn und die Politik Oesterreichs (1860); Tajékozas a teologia mezején (Verkenning op het gebied der theologie, 2de dr., 1867); Renéniana (1864); A protestantizmus harca az ultramontanizmus ellen (De strijd van het Prot. tegen het Ultramontanisme, 1863); Az üjszövetsegi iratok keletkézése (Het ontstaan van de Nieuw-Testamentische Geschriften, 1572); Vollständiges Wörterbuch der ungarischen und deutschen Sprache (Pest 1854-1857, 6de dr., 1890); bloemlezing en verzameling spreekwoorden uit de geschriften in de Hongaarse taal, algemeen geroemd.