Oekraïens historicus en politicus (Gholm 29 Sept. 1866 - Kislowodsk 26 Nov. 1934), was van jongs af geestdriftig voorstander van de onafhankelijkheid van zijn land, zodat de geest van zijn werk in 9 delen over de geschiedenis van de verhouding tussen Rusland en de Oekraïne (Istorija Oekraïni-Roesi, 1898 -1931, lopend tot 1658) weinig strookte met de tsaristische opvattingen in zake deze kwestie. Hij kreeg dan ook niet in Rusland, maar in Oostenrijk (in het toenmalige Lemberg, later Lwów geheten) zijn professoraat (1894).
Later keerde hij weer naar Kiew terug. Hij verliet enige tijd na het uitbreken van de Russische revolutie de Sovjet-Unie, doch kreeg later weer verlof van de Sovjet-autoriteiten terug te komen en werd in het jaar 1924 leider van de historische sectie van de Oekraïnse Academie van Wetenschappen te Kiew. Hij ontplooide aldaar een intensieve werkzaamheid, als vrucht waarvan we in de eerste plaats noemen zijn uitgebreide geschiedenis van de Oekraïense literatuur (Istorija Oekraïnskoi Literatoeri, 6 dln 1923-1927), een van de beste werken op dit gebied. In 1930 werd hij gearresteerd en uit Kiew verbannen.Lit.: Naukownyj zbomikna pasantsje Akad. M. H. (Miscellanea scientifica ter ere van M. H., Kiew i928-29).