Nederlands dichter en schrijver (Amsterdam 16 Febr. 1881), sinds 1912 werkzaam in de journalistiek, is van 1923 tot 1941 als kunstredacteur verbonden geweest aan het Algemeen Handelsblad. Hij heeft o.a. met Alex Gutteling deel uitgemaakt van de kring om Verwey, waaruit in 1905 De Beweging is voortgekomen. Behalve puntige beschouwingen over literatuur en letterkundig leven in De Beweging heeft hij enkele bundels lyriek gepubliceerd die hem als wezenlijk dichter doen kennen doch zeer ongelijk van waarde zijn.
Zijn werk is doortrokken van een groot geestelijk streven; als Verwey wil hij in zijn poëzie geestesbeelden geven, waardoor zij zich vaak niet boven het verstandelijke verheft, maar niettemin treft door een Goetheaans bezinnen.Van grote literair-historische betekenis door de belangrijke gegevens over Verwey, Kloos e.a. Tachtigers is zijn werk De Jeugd van een dichter. Uit het leven van Albert Verwey (1948), dat bedoeld is als eerste deel van een omvangrijke biografie. Het werd bekroond met de prijs der Stichting Kunstenaarsverzet (1952).
Bibl.: lyriek: Naar het leven (1906); De tuinen van Liefde en Dood (1913); Het lied van de zeven hemelen (1923); De glazen bol (1926); De gletscher (1934); Voorspel van vrede (1945). Romans: Verijdelde vlucht (1946); De reis van Tobias (1947). Essays: Over de poëzie van Albert Verwey (1942); Het park der poëzie (1947); Moederschap en vrouwenheerschappij (1947).
Lit.: Alb. Verwey, Proza IV (1921).
