Italiaans schilder (Florence 4 Juli 1895), begon in igig te schilderen; te Parijs leerde hij het vak en, in de atmosfeer van het kubisme, won hij zijn eerste inzichten. Uit die jaren dateren zijn eerste doeken die zeer uitgebalanceerd en wel berekend zijn, doch voor de schilder vooral waardevol zijn geweest als experimenten.
In 1928 onderging Campigli, tijdens een bezoek aan Rome, als een diepe schok de ontmoeting met de Etruskische kunst. Zijn veranderde houding ten opzichte van de schilderkunst vindt haar uiting in een reeks van doeken, die in Roemenië zijn ontstaan en waaruit een lyrisch gevoel duidelijk blijkt. Deze werken zijn de eerste in Gampigli’s heel persoonlijke stijl, die hij nu steeds verder ontwikkelt. In 1933 maakte hij zijn eerste muurschildering, in het Palazzo dell’Arte te Milaan.
Het werk is sindsdien vernietigd. In 1937 volgde zijn grote fresco in het Volkenbondspaleis te Genève; de laatste grote muurschildering, een vlak van 300 m2, in het Palazzo Liviano van de universiteit te Padua, dateert uit 1939/40. Sedertdien heeft Campigli vooral schilderijen in klein formaat gemaakt, en zich op de illustratie van boeken toegelegd. Hij leeft thans te Milaan.Campigli’s kunst zoekt de uitbeelding van het lyrische gevoel van de kunstenaar in een uiterst
spaarzame vormentaal. De schilder is wars van het uitbeelden der individuele vormen, hij zoekt voor elk ding een teken, een soort van hiëroglyphe. Deze tekens rangschikt hij in het vlak, met een volmaakt gevoel voor orde en architectuur. Deze architectonische geest van zijn kunst maakt Campigli tot een wandschilder, tot een der moderne meesters, die de muurschilderkunst tot nieuw leven heeft gewekt.
Zijn wandschilderingen, en ook zijn losse schilderijen, zijn niet belast met de poging, de lectuur in haar individuele verschijning weer te geven: Campigli zoekt het type. Zijn wezens en figuren zijn steeds onpersoonlijk, haast onbeweeglijk en zij lijken tijdloos. De wereld, die Campigli schept, schijnt aan geen tijd gebonden. In zijn werk verlangt hij te kunnen „vluchten uit de realiteit”.
Aan de moderne kunst is dit streven naar algemene, eeuwige waarden en vormen niet vreemd; Campigli weet het op zeer persoonlijke manier tot een eigen stijl te maken.
Bibl.: Van C.’s hand zijn illustraties voor de volgende boeken verschenen: II Milione van Marco Polo (Milano 1942, 30 litho’s); Liriche di Saffo (Venezia 1944, 12 litho’s); Les poésies de Verlaine (Milano 1945, 10 litho’s); II lamento del gabelliere van R. Carrieri (Milano 1945, 10 litho’s). Campigli is bezig met de illustraties voor M. Proust’s A l’ombre des jeunes filles en fleurs.
Zijn werk is het eerst in Parijs (Galerie Bucher) in 1929 ten toon gesteld; veel tentoonstellingen in verscheidene steden volgden; in Nederland werd zijn werk in 1938 (gal. Buffa) en in 1946 (Stedelijk Museum) geëxposeerd. Op de Biënnale 1948 te Venetië werd hem een belangrijke plaats onder de voornaamste Italiaanse schilders toegekend.