(’s-Gravenhage 10 Mrt 1832 - Prinsenhage 22 Jan. 1892), werd in 1848 ambtenaar aan het ministerie van Buitenlandse Zaken, waar hij de opvolgende rangen van klerk tot hoofdcommies doorliep. 18 Febr. 1875 ontving hij de benoeming tot consul-generaal van de Nederlanden te Rio de Janeiro voor Brazilië, Argentinië en Uruguay. Na op verzoek eervol ontslagen te zijn (12 Juni 1879), keerde hij naar Nederland terug, waar hij zich eerst in Den Haag vestigde, daarna in Prinsenhage.
Hier wijdde Van Deventer zich aan de studie van de geschiedenis van Ned.-Indië. Verschillende werken deed hij het licht zien. Het plan ook nog een encyclopaedie van Ned.-Indië samen te stellen, kon echter geen doorgang vinden: de dood verraste hem nog vóór hij gereed was met de voorbereidende maatregelen.Bibl.: Bewerking van de laatste delen van Jhr Mr J. K. J. de Jonge’s De Opkomst van het Nederlandsche Gezag in Oost-Indië (dl 11-13, I883-’88); Geschiedenis der Nederlanders op Java (2 dln, Haarlem I886/’87); Het Nederlandsche Gezag over Java en Onderhoorigheden sedert 1811, waarvan slechts één deel verscheen (’s-Gravenhage 1891); Gedenkstukken van Van Oldenbarnevelt, 1860-1865; de Franse vertaling van K. F. van Delden Laerne’s Brazilië en Java. Verslag over de koffiecultuur in Amerika, Azië en Afrika (1884).