(Féli-cité Josèphe), Frans dichteres (Douai 20 Juni 1786 Parijs 23 Juli 1859), dochter van een behoeftig vergulder van wapenschilden, deed jong met haar moeder een mislukte reis naar een rijke verwante op Guadeloupe, waar de moeder stierf; in 1802 was Marceline terug in Douai. Sinds 1803 verbonden aan het lyrisch toneel, waar ze veel succes oogstte maar vooral misère beleefde.
Onbeantwoord bleef haar liefde voor de toneeldokter Alibert, maar bovenal leed zij door een wanhopige passie voor de bekwame, maar egoïstische literator Henri de Latouche. Ongelukkig was zij ook in haar kinderen, die, teringachtig, meest jong stierven. In 1817 trouwde Marceline met de middelmatige toneelspeler Valmore, die er niet in slaagde een bestaan te verschaffen aan zijn gezin. Door bemiddeling van enige vrienden en kennissen o.w. Mme Récamier, kreeg de dichteres een klein jaargeld. Veel succes had zij met haar eerste bundels, vooral met de nu vergeten romances.
Haar spontane poëzie zonder scherpe vormgeving is uiterst muzikaal en heeft dan ook vele componisten geïnspireerd. De elegieën, waarin zij eindeloos haar verdriet uitzingt, zijn niet vrij van sentimentaliteit, maar toch meest echt en doorvoeld. Haar poëzie heeft grote invloed uitgeoefend op de symbolistische dichters, in de eerste plaats op Verlaine; in Nederland vooral op Hélène Swarth. DR R. WIARDABibl.: Elégies, Marie, Romances (1819); herdr. als Poésies (1820); Elégies et Poésies nouvelles (1825); Les Pleurs (1833); Pauvres fleurs (1839); Contes en vers (1848); Choix de Poésies, d. Sainte-Beuve (1842); Bouquets et Prières (1843). Uitstekende moderne uitg.: Poésies complètes (Paris 1931, d. B. Guégan).
Lit.: Sainte-Beuve, Mme D.-V., sa vie et sa correspondance (1870); E. Vial, M. D.-V. et ses amies lyonnaises (1923); Lettres de M. D. à Prosper Valmore d. Boyer d’Agen (Paris 1924, 2 vol.) ; J. Boulenger, M. D.-V., sa vie et son secret (Paris 1926).