grootste eiland van de Kleine Antillen in West-Indië, op 16o N.Br. en 64° W.L. v. Gr., bestaat uit twee eilanden, waarvan het westelijke (het eigenlijke Guadeloupe) 946 km2 en het oostelijke (Grande Terre) 656 km2 groot is.
Zij zijn gescheiden door de Zoutrivier (Rivière Salée), een bevaarbare zeestraat, die slechts 60-200 m breed en 9,6 km lang is. Ca 1/3 van de oppervlakte wordt bebouwd. Vnl. wordt suikerriet gekweekt. Bijna een vijfde deel van het eiland is met bos bedekt. De voornaamste uitgevoerde producten zijn : bananen, suiker en rum.Guadeloupe vormt met de 5 nabij gelegen kleine eilanden Les Saintes, Marie-Galante, La Désirade, Saint-Barthélémy, en de helft van het verder aan Nederland behorend Sint Martin (Sint Maarten), sedert 14 Mrt 1946 een overzees departement van Frankrijk, groot 1708 km2 met 271 262 inw. Basse-Terre (10 086 inw.), gelegen op Guadeloupe (113 412 inw.), is de hoofdstad van het departement; tevens zetelt er een R.K. bisschop. De volkrijkste stad, tevens de voornaamste handelsplaats, is Pointe-à-Pitre (41 823 inw.) met een zeer goede haven, gelegen op Grande Terre. Een derde nederzetting van enige betekenis, Le Moule, ligt aan de oostkust van Grande Terre. De bevolking bestaat voor het overgrote deel uit negers en mulatten.
De dépendances worden nog bewoond door de afstammelingen van de blanke kolonisten die er 3 eeuwen geleden heen trokken. In patriarchaal verband levend, voorzien zij in hun onderhoud door landbouw, visserij en scheepsbouw.
Het departement Guadeloupe et dépendances wordt bestuurd door een prefect en een gekozen Algemene Raad van 36 leden; het wordt in de Nationale Assemblée door 3 afgevaardigden, in de Raad van de Republiek door 2 vertegenwoordigers en in de Vergadering van de Franse Unie door 1 gedelegeerde vertegenwoordigd. Scheepvaartlijnen en luchtdienst geven verbinding met het moederland en met de V.S.
Guadeloupe, op 4 Nov. 1493 door Columbus ontdekt, werd 28 Mei 1635 door de Fransen in bezit genomen. De kolonie begon weldra te bloeien en telde in 1700 reeds bijna 11 000 inw., grotendeels slaven. De Fransen moesten Guadeloupe aan de Engelsen afstaan van 1695-1763, 7 maanden gedurende 1794, in 1810 en van 1815-1816. Van 1813-1814 behoorde Guadeloupe aan Zweden.
H. A. BOMER
Lit.: L. Le Boucher, La G. pittoresque (1931); S. Denis,Nos Antilles (1935); A. Martineau et L. P. May, Trois siècles d’histoire antillaise.
Martinique et G. de 1635 à nos jours (1936); L. Blanche, Histoire de G. (1938); W. A. Roberts, The French in the West Indies (Indianapolis 1942); J. Gottmann, The isles of G. (in Geographical Review, 35, (1945).