Pools socioloog (Krakau 9 Mrt 1838 - Graz 19 Aug. 1909), was professor in Graz, in Oostenrijk-Hongarije. Voor Gumplowicz is de evolutie der maatschappij een proces van voortdurende strijd tussen verschillende groepen: rassen, klassen en staten, waarbij telkens de sterkste de zwakkere onderdrukt.
Een gezichtspunt dat verband houdt met zijn ervaringen in Polen en in zijn tweede vaderland. De geschiedenis is voor hem een natuurproces: het sociale proces voortgestuwd door deze voortdurende strijd. Uit de overwinning van de sterkste groep komt de staat voort, in welke de heersende klasse de andere klassen onderdrukt. Ideeën als vrijheid, mensenrechten, enz. zijn de leuzen van welke de onderdrukte groep zich bij haar strijd bedient. De heersende groep maakt haar feitelijke macht tot recht. Ieder individu is gebonden aan zijn groep, is een product van zijn groep: de groep denkt en wil in hem. Vooral de economische toestanden en verhoudingen bepalen het gedrag en de denkwijze der mensen.Bibl.: o.a. Rasse und Staat (1875); Der Rassenkampf (1883); Grundrisz der Soziologie (1885); Die soziologische Staatsidee (1897).
Lit.: B. Zerbowski, L. G., Eine Bio-Bibliographie (1926); E. Diaconide, in Revue internat, de sociologie, dl 46 (1938); Ene. of the Social Sciences; Barnes, An Introduction to the History of Sociology (1948); Sorokin, Contemporary Sociological Theories (1948); Fr. Berolzheimer, G. als Machttheoretiker in: Arch. f. Rechts- u. Wirtschaftsphilos. dl III (1909), blz. 80 v.