Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Ludovic HALÉVY

betekenis & definitie

Frans toneelschrijver en romancier (Parijs 1 Juli 1834 - 8 Mei 1908), zoon van de voorgaande, werd, na een administratieve betrekking bekleed te hebben, secretaris van de hertog De Morny, diens letterkundige medewerker en beschermeling. Nam in 1861 zijn ontslag om zich aan de beoefening der letteren te wijden.

Met Henri Meilhac* wordt hij dan de leverancier van vermakelijkheidskunst voor het wufte Tweede Keizerrijk en de bezoekers van de wereldtentoonstelling van 1867. Dank zij de muziek van Offenbach genieten hun libretti voor operettes en opera’s een Europese vermaardheid. La Belle Hélène (1864) en La Grande Duchesse de Gérolstein (1867) bleven jarenlang wereldberoemd. Hun, ook in technisch opzicht zeer knappe, blijspelen, waarvan Froufrou (1869) het beste is, zijn een trouwe afspiegeling van dit zo typische tijdperk. Na hun uiteengaan (1882) heeft Halévy niet meer voor het toneel geschreven. Op 4 Dec. 1884 werd hij tot lid der Académie Française gekozen.Het grote succes van zijn roman L’Abbé Constantin (1882) is niet zozeer te verklaren uit de intrinsieke waarden van dit charmante verhaal, als wel uit reactie bij het publiek tegen de sombere, naturalistische roman, welke toen de literatuur beheerste. De door zijn zoon Daniël uitgegeven Carnets (1935, 2 vol.) geven een voortreffelijk tijdsbeeld en vormen wellicht Halévy’s duurzaamste Werk.

DR R. WIARDA

Bibl.: Une Maladresse (1857); Un Scandale (1864); Marcel (1875) ; L’Invasion, Souvenirs et récits (1872) ; Un Mariage d’amour (1881); La Famille Cardinal (1883); Met Meilhac samen o.a.: La Vie parisienne (1867); Le Château à Toto (1868); Fanny Lear (1868); La Diva (1869); Madame attend Monsieur (1872); La Cigale (1877) etc. Théâtre de Meilhac et Halévy (Calmann-Lévy 1900-1902, 8 vol.).

Lit.: F. Loliée, La Fête impériale (1912) ; A. Royer, Hist. du Théâtre contemporain en France et à l’étranger de 1800 à 1875 (1879, 2 vol.); L. Dubech, Histoire générale illustrée du théâtre (I93I-Î934, 5 vol.).

< >