Frans schrijver en cultuur-historicus (Spincourt 20 Mrt 1866), was na zijn opleiding aan de École Normale Supérieure leraar aan verschillende lycea in de provincie, o.a. te Aix-en-Provence, waar hij voor het eerst de invloed onderging van de Zuiderzon, maar na zijn overplaatsing naar Algiers werd hij de verheerlijker van het Latijnse ras, dat temidden van de „barbaren” zijn krachtig bloed en zijn onstuimig, ongecompliceerd karakter weet te bewaren en dat al zijn waardevolle elementen dankt aan de discipline van Rome. Hij wijdde een serie reisverhalen en tal van romans in de realistische stijl van Flaubert — over wie hij ook letterkundige studies publiceert trouwens — aan het Noordafrikaanse land en volk.
Helaas ontbreekt aan dit werk de aesthetische schoonheid en zuiverheid van bouw van de meesterwerken van zijn voorganger. Later gaat de liefde van de schrijver ook over op Griekenland en Spanje. Na bestudering van de contemporaine Noord-Afrikaan komt hij tot de studie van de „locale” heilige St Augustinus. Door zijn historische studie komt de schrijver tot de overtuiging, dat alleen het antirevolutionnaire, klassieke, katholieke koningschap Frankrijk groot heeft gemaakt en hij schrijft een biografie over Lodewijk XIV, waaraan de donkere keerzijde geheel ontbreekt. Hetzelfde geldt volgens hem voor het Spanje van Philips II. Hij werd in 1925 lid der Académie Française.
DR R. WIARDABibl.: La fin du classicisme et Ie retour à l’antique diss. (1897). Reisverhalen: La Grèce du soleil et ses paysages (1908); Le mirage oriental (1909); Le livre de la Méditerranée (1911). Romans: Le Sang des races (1899); La Gina (1901); Sanguis Martyrum (1918); Pépète le bien-aimé (1904), later omgewerkt tot Pépète et Balthazar (1920) etc. Une Destinée, grote autobiographische roman, waarvan dl I Jean Perbal (1925). Literairhistorische werken: Flaubert (1913); Saint Augustin (1913); Louis XIV (1923); Philippe II à l’Escorial (1929); Les Journées du grand Roi (1935).