(1) (Arabisch Dsjesair = eiland) in het Frans: Alger, het oude Icosium, in de middeleeuwen door de Arabieren Mesrana genoemd, hoofdstad (met in 1936: 252 321 inw.) van het Franse overzeese gebiedsdeel Algerië, en van het daarvan deel uitmakende departement Algiers, ligt vlak aan de Middellandse Zee op 36° 47' N.Br. en 30 31' O.L. v. Gr.
Zij is gebouwd aan de westzijde van een ruime, halfcirkelvormige, naar het Z. ingesneden baai en op de noordelijke helling van een 400 m hoge bergrug. De haven is in 1836 aanmerkelijk verbeterd; tijdens de regering van Napoleon III werden twee molo’s van 1235 en 700 m gebouwd en in de laatste jaren werd zij zuidwaarts naar de kant van Mustapha vergroot. Van de kade bereikt men langs trappen en straten de, als terras boven een winkelgalerij gebouwde, Boulevard de la République, naar het Z. doorlopend als Boul. Garnot, naar het N. als Boul. de France. Hier liggen de Bank, het Postkantoor en het Paleis van Justitie. Andere belangrijke gebouwen zijn het paleis van den aartsbisschop, de schouwburgen, het winterpaleis van den gouverneur en de kathedraal. Uit de Turkse tijd dateert de in tamelijk droge laat-west-Islamietische stijl opgetrokken Sidi-Abderrahmen-moskee in de oude stad. Belangrijk, ook voor de christelijke Oudheid van Noord-Afrika is het Archaeologisch Museum. De meeste openbare gebouwen in de nieuwe stad (met name de theaters) zijn in neo-empire-stijl opgetrokken. De gouverneur-generaal bewoont het voormalig winterpaleis van den dey. Op het hoogste punt van de stad ligt de citadel (kasbah), die door een muur is omgeven en thans tot kazerne dient. De omstreken van Algiers zijn zeer schoon; in de welige tuinen groeien de wijnstok, de amandelboom, de cyprès, de olijf, de granaatappelboom, de dadelpalm en de ceder. De stad is omgeven door welvarende dorpen en talrijke villakoloniën. Te Mustapha ligt de zomerresidentie van den gouverneur.Algiers is als hoofdstad der gehele kolonie de zetel van het burgerlijk en militair bewind, van een R.K. aartsbisschop en van de hoge geestelijkheid der Israëlieten en der Mohammedanen. Er zijn vele kerken (R.K., Prot. en de Engelse kerk) en moskeeën, van welke de Dsjama el Kebir vermelding verdient. Algiers heeft een militaire academie, een universiteit (met in 1938: 2250 ingeschrevenen), een sterrenwacht, een openbare bibliotheek, enz. Er verschijnen verschillende Franse en Arabische dagbladen. De stad is door spoorwegen met Oran en Constantine verbonden. Zij werd voor 1940 op uit- en thuisreis aangelopen door de schepen van de stoomvaartmaatschappij „Nederland”; Franse stoomvaartmaatschappijen onderhouden de verbinding met Marseille en Sète, een Spaanse met Alicante en Valencia, terwijl telegraafkabels verbinding geven met Marseille.
Luchtlijnen verbinden de stad met het moederland, met Oran en Tunis en met andere delen van Afrika. Algiers is de belangrijkste handelsplaats van de kolonie; industrie is van minder betekenis. De uitvoer bestaat voornamelijk uit graan, wijn, vee, wol, leder, ertsen, tabak, vroege groenten, ooft en olijfolie. Algiers, waar ’s winters een gemiddelde temperatuur heerst van 12 gr. C., is een zeer gezocht winterverblijf voor toeristen en voor herstellenden.
In Wereldoorlog II heeft de stad een rol gespeeld tijdens de campagne in Noord-Afrika. Op 8 Nov. 1942 landden er de Anglo-Amerikanen; op 10 Nov. was Algiers evenals Bône bezet; op 15 Nov. was geheel Algerië in handen der Anglo Amerikanen. Daarop werd de 17de Nov. in Tunesië contact opgenomen met de intussen daar gelande Duitse troepen.
(2) heet het departement van het Franse gebiedsdeel Algerië, waarvan de hoofdplaats de stad Algiers is.