Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

LIMERICK

betekenis & definitie

(1, Iers: Luimneach), graafschap der Ierse prov. Munster, waarvan de stad Limerick als county-borough is afgescheiden, telt op 2777 km (1946) 142660 inw.

De bevolking is voor 95 pct Katholiek. Het grootste gedeelte is een golvende kalksteenvlakte, met in het N.O. de Silvermine-Mountains, in het Z.O. de Galty Mountains, in het Z. de Ballihoura-Mountains en in het Z.W. de Mullaghareirk-Mountains. Zijrivieren van de Shannon zijn de Mulkear, de Maigue en de Deel. Akkerbouw en vooral veeteelt zijn hoofdbestaansmiddelen. De bodem levert steenkolen, bouwsteen en marmer.(2), „county-borough” in het gelijknamige graafschap, ligt achter in het laag aestuarium van de Shannon in een vlak landschap, op beide oevers van deze rivier en op het door deze gevormde Konings-Eiland (Kings-Island), zodat zij uit 3 delen bestaat, door bruggen onderling verbonden. Op dit eiland liggen Englishtown en Iristown, de oudste gedeelten; op de linkeroever ligt de ruime, in 1769 gestichte, Nieuwstad of Newton-Pery. Limerick is spoorwegkruispunt en is de zetel van een Anglicaanse en van een R.K. bisschop en bezit behalve de beide kathedralen, vele andere kerken. Het King John’s Castle is uit de 13de eeuw. Het aantal inw. bedraagt (1946) 42 978. De nijverheid is achteruitgegaan; de Limerick-handschoenen waren weleer beroemd. Er is vlasspinnerij, kantnijverheid, ijzergieterij, scheepsbouw enz. Vaartuigen van 600 ton kunnen aan de kade komen. Landbouwproducten worden uitgevoerd; kolen, suiker, hout en graan ingevoerd. De stad is zeer oud; het Lindum Coloniae der Romeinen. In Angelsaksische tijd was Limerick residentie der koningen van Mercia. In de 9de eeuw vestigden zich er de Denen; later werd zij de hoofdstad van het rijk Munster. Koning John van Engeland liet er in 1610 een versterkt kasteel bouwen. In 1651 werd de stad door de generaal van het Parlement Ireton genomen, in 1690 gaf zij zich aan de Hollandse generaal Reede van Ginkel over.

L.it.: J. Begley, The Diocese of L., Ancient and Mediaeval (Dublin 1906); Idem, The Diocese of L. in the 16th and 17th Centuries (Dublin 1928); Mac Caffrey, The Black Book of L. (Dublin 1906).

< >