(Libourne 4 Febr. 1859 Bordeaux 18 Aug. 1928), is een van de bekendste Franse staatsrechtsgeleerden geweest. Behalve enige tijd als hoogleraar te Caen, heeft hij de rest van zijn wetenschappelijk leven doorgebracht als professor in het publieke recht te Bordeaux.
Zijn werk ligt op theoretisch terrein, door het bepalen van de grondslag en de bindende kracht van het recht. Hij verwerpt het denkbeeld, dat de Staat het recht zou scheppen krachtens zijn souverein gezag, beperkt alleen door de grondrechten, die de burgers zouden toekomen, en stelt daartegenover, dat als recht alleen kan gelden datgene wat de „service public” bevordert. Daarbij is de Staat geheel op dezelfde wijze als de particulieren aan het recht gebonden, dat voortvloeit uit de eisen, door de bestaande sociale solidariteit gesteld. Veel besproken, ook in Nederland, werd ook zijn verwerping van het begrip subjectief recht.Bibl. : Études de droit public (a dln : L’état, le droit objectif et la loi positive, en L’état, les gouvernements et les agents, i90i-’02); Manuel de droit constitutionnel (1907,4de dr. 1923); Transformations générales du droit privé depuis le Code Napoléon (1912, herdr. 1920) ; Les transformations du droit public (1913) : Traité de droit constitutionnel (1911; 2de dr., waarin opgenomen de Études de droit public, 5 dln, 1921-25; van de 3de dr. verscheen alleen dl I 1927).
Lit.: L’œuvre de D.: in Archives de Philos, du droit 1932; M. P. Markovitch, La doctrine sociale de D. (1933) ; J. S tone,The province and Function of Law (1947), blz. 343 v. (m. uitv. lit. opg.).