noemt men de gefossiliseerde uitwerpselen van uitgestorven, gewervelde dieren, die men in de afzettingen uit verschillende geologische tijdperken dikwijls in groten getale vindt. Zij zijn van zeer verschillende dieren afkomstig, zowel van land- als van zeebewoners.
Men kent bijv. uit het Perm van Texas koprolieten van Stegocephalen, uit het Mesozoicum van verschillende vindplaatsen die van de grote Sauriërs (o.a. Ichthyosaurus), uit het Tertiair van Nebraska en Zuid-Dakota die van roofdieren. Uit de organische resten, zoals beensplinters, visschubben enz., die dikwijls in koprolieten gevonden worden, kan men bijzonderheden aflezen over het voedsel van deze voorwereldlijke dieren. Koprolieten komen op sommige plaatsen in zulke grote hoeveelheid voor, dat zij, dikwijls te zamen met andere overblijfselen van dierlijke oorsprong, uitgestrekte afzettingen vormen (bijv. uit de Keuper-tijd). Deze afzettingen worden om haar hoog gehalte aan phosphaten als meststof ontgonnen.
