Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

KOOP EN VERKOOP

betekenis & definitie

wordt in het Nederlands B.W. (art. 1493) omschreven als een overeenkomst, waarbij de ene partij zich verbindt om een zaak te leveren en de andere om daarvoor de bedongen prijs te betalen. De zaak en de prijs zijn de twee elementen van de koopovereenkomst; zolang men het daarover niet eens is, is de koop niet tot stand gekomen, maar is men het over deze twee punten eens, dan is de koop van kracht (art. 1494) ook vóór de levering, en vóór de prijsbetaling.

Een schriftelijk stuk is dan ook voor de geldigheid van een koop niet nodig; wel is bij onroerend goed een acte nodig om de eigendom te kunnen verkrijgen door overschrijving in de openbare registers, doch ook hier is de koop als zodanig geldig, zodra partijen het over de zaak en de prijs eens zijn geworden. Koop en eigendomsverkrijging toch zijn in ons recht twee geheel verschillende dingen; de eigendom gaat niet over door de koop, maar door de levering; de koop geeft de koper slechts het recht om van de verkoper medewerking te vorderen tot die handelingen, waardoor het eigendomsrecht op hem zal overgaan. Zo was reeds de regeling in het Romeinse recht. In de loop van de geschiedenis ontwikkelde zich een andere regel, die men in het Franse en Belgische recht aantreft, maar de Nederlandse wetgever is op dit punt tot de beginselen van het Romeinse recht teruggekeerd. Wel gaat bij het sluiten van de koop het risico op de koper over, indien de koop een bepaald voorwerp betreft; gaat zo’n voorwerp na de koop, doch vóór de levering door overmacht of toeval verloren, dan moet de koper desniettegenstaande de koopprijs betalen (art. 1496) (Periculum est emptoris). Allerlei zaken kunnen het onderwerp van een koopovereenkomst uitmaken, roerende en onroerende, lichamelijke en onlichamelijke (bijv. schuldvorderingen), bepaalde en onbepaalde, tegenwoordige en zelfs toekomstige. De prijs moet altijd in geld bepaald zijn; anders is er geen koop, maar ruiling (zie verder art. 1501).Tussen echtgenoten kan geen koop of verkoop plaats hebben, behalve in enkele uitgezonderde gevallen (art. 1503).

Op de verkoper rusten twee hoofdverplichtingen nl.: 1. leveren en 2. vrijwaren (art. 1510), terwijl de hoofd verplichting van de koper bestaat in het betalen van de koopprijs. Is de koop niet op crediet gesloten, dan behoeft de levering slechts te geschieden tegen gelijktijdige betaling, gelijk omgekeerd de betaling niet behoeft te geschieden zonder levering (artt. 1514, 1550: exceptio non adimpleti contracties). Na de levering kan blijken, dat derden rechten op het goed hebben, die de koper alle genot onmogelijk maken of althans zijn genot sterk verminderen (vrijwaring tegen uitwinning of evictie), of dat het goed gebreken heeft, die de koper, indien hij ermede bekend was geweest, van het sluiten van de koop zouden hebben weerhouden (vrijwaring tegen verborgen gebreken). Om de koper voor schade te behoeden, is de verplichting tot vrijwaring reeds in het Romeinse recht in het leven geroepen.

Komt een van de beide partijen haar verplichtingen niet na, dan kan de tegenpartij bij de rechter ontbinding van de koop vragen met schadevergoeding of, indien zij er de voorkeur aan geeft, nakoming eisen. De rechten van de verkoper van roerend goed worden nog versterkt, doordat de wet hem een privilege toekent op de opbrengst van het goed, zolang dit onbetaald en nog in handen van de schuldenaar is (art. 1190 B.W.); bij onroerend goed acht de wet dit onnodig, daar de verkoper hypotheek kan bedingen. In sommige gevallen heeft de verkoper van roerend goed zelfs het recht om, indien de betaling uitblijft, het goed terug te vorderen (recht van reclame), maar dit recht kan slechts binnen 30 dagen na de levering worden uitgeoefend (art. 1191).

Lit.: Asser-P. W. Kamphuisen, Verbintenissenrecht (2de dr. 1950); A. Pitlo, Verbintenissenrecht (1948).

BELGISCH recht. Het voornaamste verschil met het Nederlands B.W. is hierin gelegen, dat, volgens de Code Napoléon, de eigendom in de regel onmiddellijk overgaat op de koper (art. 1138 en 1583), uit enkele kracht van het koopcontract. Deze overgang kan overigens uit den aard der zaak slechts in toepassing komen, wanneer de verkoop een bepaalde zaak tot voorwerp heeft, waarop het eigendomsrecht van de koper zich onmiddellijk vestigen kan.

Wat de onroerende goederen betreft komt, krachtens de Hypothecaire Wet, de overgang van de eigendom tegenover de derden slechts tot stand door de overschrijving van de titel in de registers van de Bewaarder der Hypotheken, terwijl wat de schuldvorderingen betreft de cessie eerst, volgens het B.W., tegen derden kan worden ingeroepen, nadat deze overdracht regelmatig aan de schuldenaar betekend werd (art. 1690).