of Moendavolken wonen in het O. van India van Bengalen tot Madras en bestaan uit verschillende stammen, die onder de genoemde namen, en ook wel als Kolariërs worden samengevat. Ze vormen de oudste bevolking van Voor-Indië en behoren noch tot het Weddide, noch tot het Indide ras, de beide hoofdrassen van het schiereiland, maar tot dat der Indo-Melaniden, dat als een tak van het zwarte ras wordt beschouwd.
De huid is donkerbruin tot bruinzwart. De gelaatstrekken wijken niet sterk van die der Indiden af, wat wellicht door menging veroorzaakt wordt, die zeker heeft plaatsgehad. Ze zijn niet talrijk en worden steeds meer gehindoeïseerd, zodat de vroegere aanduiding met „wilde stammen” moet vervallen. De hindoeïsering bestaat in het overnemen van Hindoe-goden, wat niet zeggen wil, dat dan het oude animisme wordt opgegeven. Ook het kastenwezen dringt daarbij door, waarbij een stam tot kaste kan worden. Natuurlijk behoren zulke kasten tot de laagste, want de Hindoes zien op deze volken neer.De taal der Moenda-volken behoort tot de groep der Austro-Aziatische talen, die ook gesproken worden door verschillende volken van AchterIndië, o.a. de Khmers in Kambodja, de Lawa’s in N.W.-Siam.
Lit.: J. A. J. Barge, in Steinmetz c.s., De rassen der Mensheid (Amsterdam 1938); W. Schmidt, Die Mon Khmer-Völker (Braunschweig 1906); G. Buschan, Die Sitten der Völker I (Stuttgart 1914).