Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

Kinderhuwelijk

betekenis & definitie

Bij het kinderhuwelijk hebben wij 4 soorten te onderscheiden:

a. het huwelijk waarbij de partners beide kinderen zijn;
b. waarbij een jongen huwt met een volwassen vrouw;
c. waarbij een meisje huwt met een volwassen man met uitstel van sexueel samenleven;
d. waarbij dit laatste niet het geval is.

Het onder a. genoemde komt het meest voor. Het heeft voor de gezondheid der betrokken huwelijkspartners geen nadelige gevolgen. Nergens is het dan ook voor de koloniale gouvernementen aanleiding geweest er tegen op te treden. Het kinderhuwelijk in deze zin is moeilijk te onderscheiden van de kinderverloving, vooral omdat het begin van de werkelijke sexuele samenleving vaak toch nog aanleiding tot feestelijkheden en ceremoniën is.

Aanleiding tot dit huwelijk was steeds de wens der ouders hun kinderen uitgehuwelijkt te zien of een bepaald huwelijk tot stand te zien komen. Zo heet het voor bepaalde Hindoekasten noodzakelijk, dat een meisje vóór haar puberteit gehuwd is. In Europa waren dynastieke overwegingen aanleiding tot kinderhuwelijken. Het handhaven van bepaalde familieverhoudingen tussen de clans, het voorkeurhuwelijk tussen neven en nichten, zoals wij zo vaak vinden, zijn telkens weer aanleiding er toe. De ervaring leerde, dat vele dezer huwelijken reeds werden verbroken voor het tot de samenleving kwam. Nu door de aanraking met het Westen het individualisme zich krachtiger doet gelden, zien we dit verschijnsel in sterker mate.

Het is daarom, dat wij ook zonder enig ingrijpen van hogerhand in de meeste gebieden de kinderhuwelijken zeer zien teruglopen.

Het onder b. genoemde is zozeer uitzondering, dat het nauwelijks vermelding behoeft. Alleen zeer bijzondere omstandigheden, zoals de leviraatsplicht, kunnen dit kinderhuwelijk doen ontstaan.

Van de onder c. genoemde kinderhuwelijken kan men vrijwel hetzelfde zeggen als van die onder a.

Het onder d. genoemde is een groot euvel, dat gelukkig als zede zelden voorkomt. Voor Indonesië wordt het alleen voor Atjèh vermeld. Het meest bekend is het verschijnsel voor India en Pakistan. Het is hier aanleiding geweest tot gouvernementele maatregelen. Het is niet gemakkelijk zich een indruk te vormen van de omvang van het euvel. De cijfers van de volkstellingen spreken wel van kinderhuwelijken, maar onderscheiden daarbij niet de onder d. bedoelde van de andere. Uit de cijfers der volkstelling 1921 kan worden berekend, dat 5,3 pct van de mannelijke en 15 pct van de vrouwelijke bevolking van de leeftijd van 0-15 jaar gehuwd is (of geweest is). Dit gemiddelde cijfer zegt weinig omdat bepaalde gebieden in het cijfermateriaal zijn verwerkt, die nagenoeg geen kinderhuwelijk kennen. Ook moet men bedenken dat de huwelijksrijpheid voor het meisje hier op 12 j. wordt geschat, zodat de huwelijken van de 12-15-jarigen (en dat is het grootste percentage) eigenlijk geen kinderhuwelijken zijn. Bedenken we echter dat, wanneer wij het cijfer van 15 pct voor de vrouwelijke 0-15-jarigen aanhouden, er nog bijna 9 000 000 kindvrouwen en -weduwen zijn. Welk percentage van deze kinderhuwelijken dan onder de categorie d. zal vallen is niet bekend, maar er is geen reden om dit hoog te schatten. Als gebieden met een zeer hoge frequentie van kinderhuwelijken worden Haiderabad en Bihar/Orissa genoemd. Zo zijn in Haiderabad en in Bihar/Orissa resp. 26,4 en 21,4 pct van de 0-15-jarige meisjes gehuwd of weduwe. Reeds in 1860 werd een maatregel genomen door de uitvaardiging van de „Age of Consent Law”, een wet die een samenleving met een meisje, jonger dan 10 jaar, verbood. Het duurde toen ruim dertig jaar voordat deze leeftijd verhoogd werd. In 1891 werd de leeftijd op 12 jaar gebracht om eerst in 1925 tot 13 verhoogd te worden. Ten slotte werd, na een onderzoek van een gouvernementscommissie waarin Engelsen en Indiërs samenwerkten, in 1929 de zgn. Sardawet aangenomen, die de huwelijksleeftijd voor meisjes op 14 en die van jongens op 18 bepaalde. Overtreders werden met straffen bedreigd, maar veel resultaat heeft de wet nog niet gehad.

PROF. DR H. TH. FISCHER

Lit.: Katherine Mayo, Mother India (1927) (weinig betrouwbaar); Idem, Volume Two (1931) (weinig betrouwbaar); C. S. Ranga Iyer, Father India. A Reply to Mother India (1927); Dhan Gopal Mukerji, A Son of Mother India answers (1928); A. R. Caton, The Key of Progress. A Survey of the Status and Conditions of the Women in India (1930); Chr. Plomp, Het kinderhuwelijk in Voor-Indië (Mensch en Maatschappij, 14. 1938); Census Report of India, 1901, Vol. I; 1911, Vol. I; 1931. Vol. I, part 1.

< >