is een Middenchinese provincie met een oppervlakte van ca 174 000 km2 en (1947) 13 794 000 inw. Zij wordt in het N. begrensd door de provincies Hoe-pei en Ngan-hwei, ten O. door Tsje-kiang en Foe-kien, ten Z. door Kwangtoeng en ten W. door Hoe-nan.
Het gebied wordt grotendeels ingenomen door een reeks N.O.Z.W. lopende, tot het Zuidchinese Bergland behorende ruggen, die in het midden een langgerekt dal openlaten, waardoor van Z. naar N. de Kankiang stroomt, die in het N. met verschillende armen in het 3000 km2 grote Po-jang-meer uitmondt. Dit meer ligt in een vruchtbare vlakte en staat in verbinding met de Jang-tse-kiang, die door het uiterste N. van de provincie stroomt.Kiang-si is uitermate rijk aan belangrijke delfstoffen zoals wolfram, antimoon, bismuth, molybdeen, mangaan en bauxiet, die evenals kaolien er in grote hoeveelheden voorkomen. Kiang-si is bovendien een der weinige Chinese provincies met een overschot aan rijst, die vooral in de alluviale vlakte om het Po-jang-meer wordt verbouwd. Verdere producten zijn: tarwe, bonen, tabak, katoen en zijde; in het vruchtbare heuvelland wordt thee en in de hogere dalen suiker voortgebracht. Behalve mijnbouw en porseleinnijverheid is er zijde-, papier- en lucifersindustrie.
De centrale verkeersweg wordt gevormd door de Kan-rivier, waaraan de hoofdstad Nan-tsjang is gelegen, 45 km ten Z. van het Po-jang-meer; Kioe-kiang is de haven en het handelscentrum, gelegen aan de verbinding van het meer met de Jang-tse. De oude karavaanweg Canton-Nan-king leidt over de waterscheiding via de Mei-ling-pas en is bekend als de ambassadeursweg, de landroute, gebruikt door verschillende buitenlandse deputaties. De spoorweg Nan-tsjang - Hang-tsjou en de verbinding met de Hankou-Canton-lijn kwamen in 1937 gereed. Kioe-kiang heeft een spoorwegverbinding met Nan-tsjang.
De naam Kiang-si betekent letterlijk „ten W. van de rivier” en is thans niet meer juist. Kiang-si was vroeger nl. het westelijke deel van een zeer grote provincie, die Kiang-nan of „ten Z. van de rivier” heette. Het zuidelijke deel van Kiang-si vormde van 1930-1934 de zgn. Chinese Soyjet-Republiek, waarvan het communistische bestuur door een blokkade werd gedwongen terug te trekken. In 1934 werd Nan-tsjang het centrum van de „Nieuw-Leven-Beweging” van generaal Tsjiang K’ai-sjek. Na de bezetting door de troepen van de communistische volksregering in 1949 is men begonnen met de modernisering en uitbreiding van de antimoonwinning.