of Kosseeërs waren een volk uit het bergland van de Zagros (het oude land Goetium), ten N.O. van Babylonië, dat reeds in het negende regeringsjaar van de zoon en opvolger van de Babylonische koning Hammoerabi, in 1677 v. Chr., Babylonië was binnengevallen en een groot gedeelte van het land (behalve de hoofdstad) in bezit had genomen.
Na de plundering van Babylon door de Hethieten in 1531 v. Chr. hebben zij zich meester gemaakt van geheel Beneden-Mesopotamië. De dynastie der Kassieten regeerde aanvankelijk (waarschijnlijk met de residentie in Dêr, bij het tegenwoordige Badrai) naast de koningen der Hammoerabi-dynastie, die in Babylon bleven resideren; pas sedert ca 1530 v. Chr. kon hun koning Agoem II ook Babylon als hoofdstad in bezit nemen. Zijn opvolgers (koningen met vreemdsoortige namen, maar met Babylonische taal en beschaving) hebben daarna nog tot ca 1171 v. Chr. in Babylonië geregeerd.
In deze eeuwen (gelijktijdig met het Nieuwe Rijk in Egypte) was Babylonië op politiek terrein, vergeleken met het machtige Egypte, met het rijk der Hethieten en ook met de opkomende macht van Assyrië, van geringe betekenis, al hebben de veroveraars zich aan de oude beschaving geassimileerd en de dienst van de Babylonische Oppergod Mardoek ten volle aanvaard. Koning Koerigalzoe bouwde ca 1350 v. Chr. zijn residentie in de buurt van het tegenwoordige Bagdad, die hij naar zijn naam noemde. De ruïnes (thans ’Aqar-Qûf) werden tijdens Wereldoorlog II opgegraven. Van de oorspronkelijke taal der oude Kassieten weten wij, behalve door hunnamen, weinig. De belangrijkste bron voor onze kennis is een kleitafeltje, waarin in spijkerschrift 48 Kassietische woorden gegrift zijn, met de vertaling in het Babylonisch-Assyrisch.
PROF. DR F. M. TH. DE LIAGRE BÖHL.