Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

LADAKH

betekenis & definitie

(Ladak, ook: Ladag) is een provincie van de Indische staat Kasjmir met een oppervlakte van 118 500 km2 en ca 200 000 inw., meest Boeddhisten. Het gebied grenst in het Z.O. aan Tibet, in het Z. aan de Himalajaketen, in het W. aan Klein-Tibet (Baltistan) en in het N. aan het Karakoroemgebergte.

Het omvat een gedeelte van het bekken van de bovenloop van de Indus en is een van de hoogst gelegen gedeelten der aarde (Tsjongloeng 7675 m). Er is enige landbouw in geïrrigeerde dalen, waar gerst, klaver, peulvruchten en knolrapen voortgebracht worden. Veel Ladakhis houden zich bezig met nomadische veeteelt. Het grootste deel van het land is echter onvruchtbaar. De hoofdstad Leh ligt aan de rechteroever van de Indus en aan de weg vandaar naar Srinagar, de hoofdstad van Kasjmir. Het meteorologische station hier is het hoogst gelegen van Azië. Ladakh was reeds in 400 een Boeddhistisch land en de ontoegankelijkheid van het gebied verhinderde het binnendringen van de Mohammedanen tot 1531, toen sultan Said van Kasjgar hier overwinterde. In de 17de eeuw vielen de Mohammedanen uit het buurland Baltistan hier binnen. In 1834-1841 werd Ladakh door Gulabof Gholab-Sing van Jammoe veroverd.Lit.: A. Cunningham, Ladak (1854); G. E. Hutchinson, The Clear Mirror (1933).

< >