(of Omejaden), naam van twee Mohammedaanse dynastieën. De eerste zijn de kaliefen, die het Arabisch-Mohammedaanse Rijk van 661-750 geregeerd hebben, en de tweede zijn de uit dezen voortgekomen Spaanse Omajjaden (756-1027).
De Omajjaden heten naar Omajja, die behoorde tot de Mekkaanse stam der Koreisjieten; hij was een neef van Mohammed’s grootvader Abd al-Muttalib, zoon van Hasjim, naar wie de tak van Mohammed en zijn nadere verwanten Hasjimieten worden genoemd.De eerste Omajjadische kalief was Moawija I (661-680), zoon van Mohammed’s oude tegenstander Aboe Sofjan, die zelf een kleinzoon van Omajja was. Moawija was aanvankelijk stadhouder van Syrië en ontketende door het niet erkennen van Ali als kalief (657) een burgeroorlog, die na Ali's dood (661) hem het leiderschap over het grote Arabische rijk verschafte, welks hoofdstad tot het einde der dynastie in Damascus bleef. Op Moawija volgde zijn zoon Jazïd I (680-683) en na de dood van diens zoontje Moawija II kwam in 683 een nieuwe tak der Omajjaden aan het roer, die naar zijn eercte kalief Merwan I (683-685) de Merwanieden worden genoemd. Van de Merwanieden hebben elf kaliefen geregeerd; de laatste was Merwan II, onder wie de Abbasiedische opstand in Chorassan uitbrak, waardoor hij troon en leven verloor (750). Onder de Omajjaden zijn de grote veroveringen der Arabieren tot in Centraal-Azië, Indië en Spanje voortgezet; binnen hun rijk hadden zij te doen met de oppositie der Hasjimieten en hun aanhangers en die der Charidjieten, terwijl voortdurend de onenigheden tussen Noord- en Zuidarabische stammen de eenheid van het rijkdreigden te verscheuren. Enkele Omajjaden waren zeer bekwame heersers en hebben door regeling van de grondbelastingen en van het muntwezen een rijksadministratie geschapen.
Onder de Omajjaden valt ook het eerste begin van de ontwikkeling der Mohammedaanse kunst. De eerste bouwwerken, die wij kennen, staan nog geheel onder invloed van de Byzantijnse stijl, zoals de „Rotskoepel” (Moskee van Omar) in Jeruzalem. Er zijn echter in de Syrische woestijn en in het Transjordaanse verschillende ruïnes van paleizen, die voor de Omajjaden zijn gebouwd, zoals Kosair Amra en M’sjatta. Aan deze bouwwerken kan men reeds het opkomen van een eigen Mohammedaanse stijl waarnemen, bijzonderlijk in de ornamentiek (z Mohammedaanse kunst).
De Spaanse Omajjaden beginnen met Abd al Rahman I, een kleinzoon van de 10de Omajjadische kalief Hisjam, die aan de vervolging der Abbasieden in 750 ontkwam en na tal van avonturen er in slaagde zich door de Arabieren en Berbers in Spanje als amir te doen erkennen. Hij en zijn eerste opvolgers namen Córdoba tot residentie en hadden grote moeite zich tegen separatistische bewegingen staande te houden. De hoogste machtsontwikkeling werd bereikt onder Abd al-Rahman III (912-961), die als eerste zich openlijk los verklaarde van het kalifaat te Bagdad en zelf de kaliefentitel aannam. Na hem is de dynastie betrekkelijk spoedig ten ondergegaan door de opkomst van een aantal kleine onafhankelijke staten in Spanje.
Lit.: Wellhausen. Das arabische Reich und sein Sturz (Berlin 1902); H. Lammens, Études sur le siècle des Omayyades (Beyrouth 1930); H. Mones Mahmoud, Essai sur la chute du califat umayyade de Cordove, diss. Zürich (1948); E. Lévi-Provenpal, Hist. de l’Espagne Musulmane, 2 dln (Paris - Leyde 1950).